ECLI:NL:RBDHA:2023:3037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
NL22.14830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige dochter, op 2 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 1 januari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 24 januari 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Eiseres heeft desondanks het beroep gehandhaafd om te onderzoeken of er rechterlijke en bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd. Op 28 februari 2023 heeft verweerder het eerdere besluit vervangen en de juiste wettelijke grondslag voor de minderjarige dochter vermeld.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiseres geen procesbelang meer heeft voor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Tevens is vastgesteld dat verweerder geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren, zoals bepaald in de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, omdat eiseres het recht had om beroep in te stellen wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14830

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
mede namens haar minderjarige dochter
[naam 1]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 2 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 1 januari 2022.
Bij besluit van 24 januari 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd.
Desgevraagd heeft eiseres meegedeeld het beroep te handhaven met het oog op de vraag of verweerder rechterlijke en bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
Bij besluit van 28 februari 2023 heeft verweerder het besluit van 24 januari 2023 vervangen en in zoverre gewijzigd dat ten aanzien van de minderjarige dochter van eiseres nu de juiste wettelijke grondslag wordt vermeld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. In aanvulling op de gronden in beroep, die eiseres handhaaft, verwijst zij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 6 januari 2023 [1] , ter onderbouwing van haar stelling dat de gronden terecht zijn ingenomen en de ingebrekestelling en het beroep tijdig zijn ingediend.
2. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiseres gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
3. Voor zover het beroep is gericht op het vaststellen van een rechterlijke dwangsom, stelt de rechtbank vast dat verweerder een besluit op de asielaanvraag heeft genomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder op te dragen een (nieuw) besluit te nemen of om een andere handeling te verrichten. Daarom zal ook geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
4. Eiseres heeft haar beroep willen handhaven voor zover verweerder in het besluit van 25 januari 2023 had geconcludeerd dat hij aan eiseres geen bestuurlijke dwangsommen is verschuldigd. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiseres geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 30 november 2022 [2] geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht.
6. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiseres met het beroep niet bereiken wat zij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Omdat eiseres vanwege het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met een wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.