ECLI:NL:RBDHA:2023:3075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL22.18672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvragen en toekenning van dwangsom

In deze zaak hebben eisers, die afzonderlijk beroep hebben ingesteld, geklaagd over het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, ingediend op 16 december 2021. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), is verstreken zonder dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, een besluit heeft genomen. Eisers hebben verweerder op 20 juni 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, wat door verweerder is erkend in zijn verweerschrift van 3 oktober 2022. Hierdoor zijn de beroepen kennelijk gegrond verklaard.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak besluiten bekend te maken op de asielaanvragen van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eisers moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 418,50, rekening houdend met de samenhang tussen de ingediende beroepen. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.18672 en NL22.18673

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] en [naam], eisers

V-nummers: [nummer] en [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen van 16 december 2021.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eisers hebben op 16 december 2021 afzonderlijke asielaanvragen ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de beslistermijn zes maanden. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden in het vierde en het vijfde lid om deze termijn te verlengen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 16 juni 2022 had moeten besluiten op de asielaanvragen van eisers.
3. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat is beslist op de asielaanvragen van eisers. Eisers hebben verweerder op 20 juni 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, [1] zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 3 oktober 2022 bevestigd dat deze ingebrekestelling geldig is en dat hierna meer dan twee weken zijn verstreken voordat eisers beroep hebben ingesteld. De beroepen zijn daarom kennelijk gegrond. Het met besluiten gelijk te stellen niet tijdig nemen van besluiten zal dan ook worden vernietigd.
4. Eisers hebben de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen besluiten te nemen op hun asielaanvragen.
5. Ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
6. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft overwogen, [2] houdt de rechter er in asielzaken rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld. Bij de bepaling van de nadere termijn is van belang dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. [3] De rechter stelt dus geen nadere termijn waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan niet zorgvuldig te werk kan gaan. Volgens de Afdeling is een termijn van acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken hierna voor het bekend maken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-weken model) passend.
7. De rechtbank stelt vast dat in het geval van eisers slechts een aanmeldgehoor heeft plaatsgevonden en nog geen nader gehoor. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen zestien weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden besluiten bekend maakt op de asielaanvragen van eisers.
8. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022 [4] volgt dat artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), zoals die luidt sinds 11 juli 2021, onverbindend is, voor zover daarin is bepaald dat de artikelen 8:55d, tweede lid, en 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw. Dit betekent dat de bestuursrechter óók in asielprocedures, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt dat de staatssecretaris binnen de door hem gestelde termijn alsnog een besluit neemt en aan zijn uitspraak een dwangsom verbindt voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
9. De rechtbank zal gelet hierop bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Gezien de samenhang tussen de ingediende beroepen stelt de rechtbank de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht [5] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien de beroepen alleen zien op het niet tijdig nemen van besluiten.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen gegrond;
 vernietigd het, met besluiten gelijk te stellen, niet tijdig nemen van besluiten;
 draagt verweerder op binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog besluiten bekend te maken op de asielaanvragen van eisers;
 bepaalt dat verweerder aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Er is door eisers gezamenlijk één ingebrekestelling ingediend.
2.In haar uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
3.Dit volgt ook uit artikel 31, tweede lid, richtlijn 2013/32/EU (de Procedurerichtlijn).
5.Zie artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.