ECLI:NL:RBDHA:2023:3233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de definitieve berekening van zorgtoeslag en toetsingsinkomen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over de hoogte van de zorgtoeslag en het toetsingsinkomen. Eiser had in 2017 een aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend, die in 2020 werd goedgekeurd. De nabetaling van de uitkering over de jaren 2017 tot en met 2019 werd in 2020 gedaan, wat resulteerde in een geregistreerd inkomen van € 44.232,- voor de zorgtoeslag van 2020. Eiser was het niet eens met de definitieve berekening van de zorgtoeslag, die op € 0,- was vastgesteld, en voerde aan dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging had gemaakt bij de terugvordering van de zorgtoeslag. Eiser stelde dat de nabetaling van de uitkering als 'papieren inkomen' moest worden beschouwd, omdat het bedrag was besteed aan leningen van zijn kinderen. Verweerder daarentegen stelde dat het geregistreerde inkomen in de Basisregistratie Inkomen (BRI) leidend was en dat er geen grond was om van dit bedrag af te wijken. Tijdens de zitting bleek dat partijen het eens waren over de hoogte van het verzamelinkomen, waardoor deze kwestie niet verder werd besproken. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser ongegrond waren, omdat de inspecteur enkel verantwoordelijk was voor de vaststelling van het toetsingsinkomen en niet voor de beslissing tot terugvordering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.