ECLI:NL:RBDHA:2023:3235
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering huurtoeslag wegens vermogen uit sparen en beleggen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een huurder, en de Belastingdienst/Toeslagen over de terugvordering van huurtoeslag. Eiser had in 2019 huurtoeslag aangevraagd, maar de Belastingdienst stelde deze definitief vast op € 0,- omdat het vermogen van eisers zoon, die op hetzelfde adres woonde, boven het wettelijk vastgestelde heffingsvrije vermogen uitkwam. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn zoon werkloos was en leefde van de rente van zijn banksaldo. Hij betoogde dat de terugvordering niet terecht was, omdat hij geen huurtoeslag had aangevraagd voor 2019, maar voor 2020.
De rechtbank oordeelde dat het vermogen van de zoon terecht was betrokken bij de vaststelling van het recht op huurtoeslag. Eiser had geen recht op huurtoeslag als zijn zoon voordeel uit sparen en beleggen had. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de terugvordering niet onevenredig was, gezien het vermogen van de zoon. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.