ECLI:NL:RBDHA:2023:3240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
NL23.3461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel aan een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 25 januari 2023, waarbij hem een vrijheidsbeperkende maatregel was opgelegd op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen rechtmatig verblijf meer had en dat de maatregel was opgelegd in het belang van de openbare orde. De rechtbank overwoog dat de eiser sinds 19 januari 2023 geen recht op opvang en voorzieningen meer had, omdat zijn aanvraag om uitstel van vertrek was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsbeperkende maatregel gerechtvaardigd was, omdat de eiser geen vaste woon- of verblijfsplaats had en niet over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiser dat er sprake was van een acute medische noodsituatie, omdat verweerder voldoende zorg had geboden in de vrijheidsbeperkende locatie. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3461

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 17 februari 2023 zijn de gronden van beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 17 en 23 februari 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 22 februari 2023 een verweerschrift ingediend. Met toepassing van artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 kan door verweerder overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft;
b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d, en e.
2. Verweerder heeft eiser verplicht om met ingang van 25 januari 2023 te verblijven in gemeente Westerwolde, alwaar hij zich in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) te Ter Apel dient op te houden. Verweerder heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eiser geen vaste woon- of verblijfsplaats heeft noch over voldoende middelen van bestaan beschikt. Eiser heeft sinds 19 januari 2023 geen recht op opvang en voorzieningen meer omdat op die datum eisers aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 is afgewezen. De behandeling van het door eiser op 20 januari 2023 ingediende bezwaar en het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, mag in Nederland worden afgewacht maar dit geeft geen recht op opvang. Met de plaatsing in de VBL wordt voorkomen dat eiser geen opvang heeft. In de door eiser aangevoerde omstandigheid dat hij om de twee weken naar de psychiater moet, ziet verweerder geen aanleiding om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel omdat eiser op de VBL te Ter Apel voldoende toegang heeft tot psychische en medische zorgverlening.
3. Eiser stelt dat voor de oplegging van de maatregel ten onrechte niet is getoetst of sprake is van een acute medische noodsituatie. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft geoordeeld in haar uitspraak van 10 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:86) kan het COa niet worden gehouden tot het verlenen van opvang in situaties die niet zijn voorzien in de RvA 2005, tenzij zich de bijzondere omstandigheid van een acute medische noodsituatie voordoet. Nu verweerder in zijn besluit op de aanvraag om uitstel van vertrek heeft gesteld dat een fysieke overdracht van eiser dient plaats te vinden omdat hij zelf de weg naar een behandelaar niet kan vinden en hij nu onder behandeling is van de POH/GZA, is er sprake van een acute medische noodsituatie.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op 25 januari 2023 aan eiser de vrijheidsbeperkende maatregel heeft mogen opleggen. Verweerder heeft op 19 januari 2023 de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek afgewezen. Op 19 december 2016 heeft eiser een terugkeerbesluit gekregen met een vertrektermijn van vier weken. Dit terugkeerbesluit geldt nog steeds. Eiser heeft derhalve sinds 19 januari 2023 geen rechtmatig verblijf meer en geen recht meer op opvang en voorzieningen jegens het COa. Omdat eiser bezwaar heeft gemaakt en tijdig een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend mag hij de behandeling van het beroep in Nederland afwachten. Door de oplegging van deze maatregel wordt eiser alsnog opvang geboden. Niet betwist is dat eiser niet beschikt over een vaste woon– of verblijfsplaats noch over voldoende middelen van bestaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het belang van de openbare orde de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000 vordert.
4.2.
Ten aanzien van eiser stelling dat hij mogelijk recht heeft op opvang door het COa omdat sprake is van een medische noodsituatie, is de rechtbank van oordeel dat eiser, indien hij meent recht op opvang te hebben, hij dit dient voor te leggen aan het COa, zijnde het verantwoordelijke bestuursorgaan in dezen. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.