ECLI:NL:RBDHA:2023:3279
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en Eurodac-systeem
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E.G. Grigorjan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Duitsland, dat dit verzoek heeft aanvaard. Eiser voerde aan dat zijn vingerafdrukken onder dwang zijn afgenomen en dat hij niet voldoende is geïnformeerd over de procedure. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de registratie van eiser in het Eurodac-systeem, waaruit blijkt dat hij op 9 augustus 2022 in Duitsland om internationale bescherming heeft verzocht, als bewijs geldt van zijn asielverzoek. Eiser heeft geen tegenbewijs geleverd dat deze registratie onjuist is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris op basis van de Eurodac-verordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de juistheid van de registratie in Duitsland. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.