1.4Verweerder heeft tijdens dit gesprek aan eiser te kennen gegeven direct een huisbezoek te willen afleggen, waarop eiser verklaarde dat hij geen huissleutel bij zich had. Hij verklaarde dat zijn broer de sleutel een dag eerder had meegenomen toen hij eten ging halen en de sleutel niet had teruggegeven. In het bijzijn van de medewerkers van verweerder heeft eiser geprobeerd zijn broer te bellen, maar die nam niet op. Zijn zus heeft ook een sleutel, maar daar had zowel eiser als zijn begeleider geen telefoonnummer van.
2. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen. Dit besluit heeft verweerder bij het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser niet heeft meegewerkt aan het huisbezoek, waardoor zijn recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
3. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan dat er te weinig tijd zat tussen de datum van de uitnodiging en de datum van het gesprek op 11 december 2020. Daarom is hij niet op dat gesprek verschenen. Hij voert verder aan dat geen redelijke grond bestond om een huisbezoek af te leggen na het gesprek op 18 december 2020. Eiser is bij verstek veroordeeld en heeft een regeling met Vestia getroffen. Omdat eiser in het pand een vreemde eend in de bijt is, hebben medebewoners valse meldingen van onderverhuur en overlast gedaan. Tot slot kan het feit dat eiser geen sleutel bij zich had niet worden aangemerkt als niet meewerken aan een huisbezoek. Eiser heeft er alles aan gedaan om wel mee te werken. Hij heeft zijn broer gebeld en heeft verweerder gevraagd of het mogelijk was om tussen 15:00 en 16:00 uur langs te komen omdat zijn broer dan uit zijn werk was en de sleutel zou kunnen komen brengen. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat hij een kwetsbaar persoon is. Hiermee zou rekening moeten worden gehouden in de besluitvorming.
4. De te beoordelen periode loopt van 18 december 2020 (datum intrekking) tot en met 23 december 2020 (datum primair besluit).
5. Een besluit tot intrekking is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan de bijstandverlenende instantie is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dit betekent dat de last om aannemelijk te maken dat is voldaan aan de voorwaarden voor intrekking in beginsel op verweerder rust.
6. De rechtbank stelt vast dat het niet verschijnen op het gesprek van 11 december 2020 niet aan de voorliggende besluitvorming ten grondslag is gelegd. In zoverre valt deze grond buiten de omvang van het geding en zal daarom verder onbesproken blijven.
7. Het geschil spitst zich dan ook toe op de vraag of een redelijke grond bestond op 18 december 2020 om een huisbezoek af te leggen en op de vraag of eiser kan worden tegengeworpen dat hij geen medewerking heeft verleend aan het huisbezoek. De rechtbank beantwoordt beide vragen bevestigend.