ECLI:NL:RBDHA:2023:3544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had op 27 februari 2023 zijn asielaanvraag ingetrokken, waarna de staatssecretaris de grondslag van de bewaring heeft gewijzigd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting, die op 8 maart 2023 plaatsvond in Breda, was eiser aanwezig via een beeldverbinding en werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S.A.M. Fikken, met A. Khabote als tolk. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld door de maatregel van bewaring op te leggen, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank stelde vast dat er een geldig terugkeerbesluit was uitgevaardigd en dat er voldoende zicht was op uitzetting naar Marokko. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en voldoende waren toegelicht. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5999
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen via een beeldverbinding. Hij heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 27 februari 2023 ingetrokken. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder de grondslag van de maatregel van bewaring gewijzigd. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank juist en tijdig gedaan.
2. De rechtbank stelt vast dat een geldig terugkeerbesluit is uitgevaardigd aan eiser. Ten overvloede heeft verweerder een aanvullend terugkeerbesluit genomen, omdat uit het eerdere terugkeerbesluit van 2 februari 2022 voldoende blijkt dat eiser dient terug te keren naar Marokko.
3. Verder stelt de rechtbank vast dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet zijn betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
3. Nu is aangenomen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat een lichter middel niet doeltreffend is toe te passen.
4. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt om te komen tot een uitzetting en is er ook voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko. Verweerder heeft op 1 maart 2023 een LP [1] -aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Omdat dit kort geleden is gedaan, kan nu niet worden gezegd dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en het proces-verbaal ervan is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Laissez-passer.