Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 maart 2023 en 2 mei 2023 volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was.Daarom staat nu ter beoordeling of sinds 28 april 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Los van de gronden van beroep wordt het volgende overwogen. Het beroepschrift is op 16 juni 2023 ingediend. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Dit betekent dat de rechtbank in dit geval het vooronderzoek uiterlijk op 23 juni 2023 had moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter op 7 juli 2023 gesloten. Gelet hierop is de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw overschreden.
5. Uit de bewoordingen van artikel 96, eerste lid, van de Vw, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming van de daarin neergelegde bepaling kan worden afgeleid dat is beoogd dat de enkele overschrijding van de daarin genoemde termijn tot gevolg heeft dat de voortduring van de bewaring niet langer rechtmatig is.De vraag of de overschrijding van deze termijn leidt tot onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring moet worden beoordeeld in het licht van de waarborg van artikel 5, vierde lid, van het EVRM.Dit dient te worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval, waarbij de aard en complexiteit van de zaak in aanmerking dienen te worden genomen.Uit het arrest Singh tegen Tsjechiëvan het EHRMvolgt voorts dat de relevante termijn ter beoordeling van de vraag of is voldaan aan een spoedige beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming loopt vanaf de indiening van het beroepschrift tot aan de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank aan de betrokkene.
6. De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken vast dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het ontbreken van voortgang te maken heeft gehad met de aard of complexiteit van de zaak of andere bijzondere omstandigheden. De overschrijding van de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw is daarom in dit geval geheel aan de rechtbank toe te rekenen.
7. De rechtbank is daarom van oordeel dat het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring reeds om deze reden gegrond is. Hiermee is de maatregel vanaf 24 juni 2023, de eerste dag volgend op de dag waarop het vooronderzoek had moeten worden gesloten, onrechtmatig geweest. Aangezien de te beoordelen periode in dit vervolgberoep betrekking heeft op het voortduren van de bewaring vanaf 28 april 2023, zal de rechtbank de gronden van beroep inhoudelijk beoordelen.
8. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt, omdat onduidelijk is wanneer eiser kan worden gepresenteerd aan de Marokkaanse autoriteiten. Ook is onduidelijk of aan eiser op dat moment een LPwordt verstrekt.
9. Zoals de rechtbank in het eerste vervolgberoep heeft overwogen, is de rechtbank nog altijd van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. Dat er op dit moment geen presentatie is gepland, leidt niet tot een andere conclusie. Uit vaste jurisprudentie van de Afdelingvolgt dat van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting.Nu uit het voortgangsrapport en de vertrekgesprekken blijkt dat eiser nog altijd niet meewerkt aan zijn uitzetting, dient de langere duur van de maatregel van bewaring en de lange duur voor een afspraak voor een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten dan ook nog altijd voor rekening en risico van eiser te komen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest in de periode van 24 april 2023 tot 24 juni 2023.
10. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is met ingang van 24 juni 2023 onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag.
11. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank zal een schadevergoeding toekennen voor zeventien dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende maatregel, tot een bedrag van € 1.700,-: te weten 17 x € 100,- (verblijf detentiecentrum).
12. De rechtbank ziet verder aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).