ECLI:NL:RBDHA:2023:3556
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag van een Iraakse verzoekster. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-overeenkomst.
De verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 14 maart 2023, waarbij de verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, mr. H.J.M. Nijholt, en een tolk, H. Ahmad. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R.R. de Groot.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL23.1692) die verband houdt met het beroep van de verzoekster. Aangezien er nu een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier N. Walstra, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.