Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft een visum voor kort verblijf aangevraagd om zijn partner [Naam 2] in Nederland te bezoeken. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 21 december 2021 (het primaire besluit) afgewezen en die beslissing bij het bestreden besluit gehandhaafd. Tegen deze afwijzing heeft eiser beroep ingesteld.
2. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of het beroep ontvankelijk is. In deze zaak rijst de vraag of eiser het beroep tijdig heeft ingediend.
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een termijn van vier weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Eisers beroepschrift is op 25 augustus 2022 en daarmee buiten de gestelde indieningstermijn ontvangen.
4. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
5. Eiser voert aan dat het besluit niet op 27 juni 2022, maar pas op 22 augustus 2022 is bekendgemaakt. De gemachtigde van eiser belde op of rond 18 augustus 2022 naar verweerder om te informeren naar de stand van zaken rond het bezwaar. Een medewerker van verweerder zou bij die gelegenheid telefonisch hebben gemeld dat het besluit alleen per fax aan eiser zou zijn verzonden. Op verzoek van eiser heeft verweerder vervolgens het besluit per post aan eiser doen toekomen op 22 augustus 2022, waarna hij op 25 augustus 2022 tegen het bestreden besluit beroep heeft ingesteld. Op grond van de beschreven weergave van de feiten meent eiser dat het beroep tijdig, dat wil zeggen binnen vier weken na bekendmaking van het bestreden besluit, is ingediend.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit op 27 juni 2022 rechtsgeldig is bekendgemaakt en dat de termijn om daartegen beroep aan te tekenen derhalve op 25 juli 2022 is verlopen. Ter ondersteuning van deze feitenweergave heeft verweerder een printscreen van Indigo, het geautomatiseerde registratiesysteem van de IND, overgelegd. De printscreen toont in het gemarkeerde deel de verzendregistratie van het verzendhuis waaruit blijkt dat een poststuk gedateerd op 26 juni 2022 per post is verzonden op 27 juni 2022 aan eisers gemachtigde.
7. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 januari 2018is de hierboven beschreven verzendmethode via het verzendhuis van verweerder als een correcte wijze van bekendmaking aangenomen. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat als uitgangspunt geldt dat, in het geval van niet-aangetekende verzending van een besluit, het bestuursorgaan aannemelijk moet maken dat het betreffende stuk is verzonden. Het bestuursorgaan kan in eerste instantie volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Het ligt vervolgens op de weg van de geadresseerde om feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
8. Uit het gearceerde deel op de door verweerder overgelegde printscreen blijkt dat zowel de beschikking als de aanbiedingsbrief op 26 juni 2022 zijn aangeboden aan het verzendkanaal “centrale verzending” en dat deze, correct geadresseerd aan de gemachtigde van eiser, zijn verzonden op 27 juni 2022. De printscreen biedt geen zicht op een individueel briefnummer of ander kenmerk dat zekerheid geeft over de exacte poststukken waarnaar de documenten in Indigo verwijzen. Op basis van de dossierstukken valt te concluderen dat de twee brieven de aanbiedingsbrief van het besluit en het besluit zelf betreffen. Een sterke aanwijzing dat het inderdaad deze twee brieven betreft baseert de rechtbank op de digitale ondertekening van beide brieven door de medewerker van verweerder die het bestreden besluit heeft opgesteld en diens code in Indigo. Het gestelde telefonische contact met verweerder, waaruit zou blijken dat het bestreden besluit uitsluitend per fax zou zijn verzonden, heeft eiser niet nader onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te vragen de volledige tekst van de kolom die eiser uitwijst aan het dossier toe te voegen, nu voldoende duidelijk is dat deze kolom betrekking heeft op een ander stuk dan het bestreden besluit. Verder blijkt uit het dossier niet, zoals eiser stelt, dat de beschikking retour is gezonden.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bestreden besluit van 26 juni 2022 op 27 juni 2022 aan eiser per post heeft verzonden. Dit maakt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 25 juli 2022 is verlopen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
10. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.