In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023, wordt het beroep van eiser, een Indonesische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn visumaanvraag beoordeeld. De minister van Buitenlandse Zaken had op 5 juli 2022 de aanvraag afgewezen, waarna eiser en zijn gemachtigde schadevergoeding vroegen. De rechtbank behandelt het beroep en de verzoeken om schadevergoeding, waarbij het beroep tegen het besluit van 14 oktober 2022 niet-ontvankelijk wordt verklaard en het beroep tegen het besluit van 20 oktober 2022 ongegrond. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep, omdat hij heeft aangegeven niet meer naar Nederland te kunnen komen. De rechtbank wijst de verzoeken om schadevergoeding af, omdat de gevorderde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank stelt vast dat de kosten die eiser heeft gemaakt voor de visumaanvraag niet causaal verband houden met het onrechtmatige besluit van de minister. Eiser heeft ook geen recht op vergoeding van immateriële schade, omdat hij deze niet met concrete gegevens heeft onderbouwd. De rechtbank besluit dat het bestreden besluit van 20 oktober 2022 in stand blijft en dat aan eiser en zijn gemachtigde geen schadevergoeding wordt toegekend. Eiser krijgt geen vergoeding van het griffierecht en zijn proceskosten.