ECLI:NL:RBDHA:2023:3775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/4583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op kinderopvangtoeslag wegens uitschrijving uit de Basisregistratie Personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en de Belastingdienst/Toeslagen, de verweerder. Eiser had een voorschot kinderopvangtoeslag ontvangen voor het jaar 2020, maar dit voorschot werd herzien en uiteindelijk stopgezet omdat eiser per 4 mei 2020 niet meer op hetzelfde adres stond ingeschreven als zijn kinderen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van het teveel ontvangen voorschot, maar de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat de wet vereist dat ouder en kind op hetzelfde adres zijn ingeschreven om recht te hebben op kinderopvangtoeslag, en dat er geen sprake was van co-ouderschap. Eiser voerde aan dat de terugvordering onredelijk was, omdat het ontvangen bedrag was doorbetaald aan zijn ex-echtgenote voor de kinderopvang. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van eiser geen bijzondere redenen vormden om van terugvordering af te zien of het bedrag te matigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [A] en mr. [B]).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers herzieningsverzoek, afgewezen.
Bij besluit van 13 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 28 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 30 januari 2023 een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Bij beschikking van 27 december 2019 verleent verweerder een voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2020 van € 10.314,- aan eiser. Dit bedrag is nadien herhaaldelijk herzien.
1.1.
Bij beschikking van 23 juli 2020 herziet verweerder het voorschot naar € 5.954,-. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de kinderopvangtoeslag is stopgezet per 4 mei 2020, omdat eiser vanaf die datum niet meer op hetzelfde adres woont als zijn kinderen en er geen sprake is van co-ouderschap. Daarom wordt niet meer voldaan aan de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag. Het teveel ontvangen bedrag aan voorschot van € 4.010,- is teruggevorderd bij eiser, omdat hij de aanvraag heeft ingediend.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder eisers verzoek om herziening met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over het jaar 2020, afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder had de terugvordering moeten matigen. Uit de stukken blijkt dat het ontvangen bedrag aan kinderopvangtoeslag na 4 mei 2020 is overgemaakt naar zijn ex-echtgenote, zodat zij het kon gebruiken voor de betaling van de kinderopvang. Het is niet redelijk om het bedrag terug te vorderen terwijl het bedrag daadwerkelijk is gebruikt voor de betaling van kinderopvang. Temeer nu de aanleiding tot het stopzetten enkel is gelegen in het feit dat eiser per 4 mei 2020 op een ander adres staat ingeschreven. Verder is daarbij van belang dat eiser na de scheiding ook de hypotheek-, alimentatie- en zorgkosten aan zijn ex-echtgenote is blijven betalen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het stopzetten van de kinderopvangtoeslag
3. Uit relevante wetgeving [1] volgt dat om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag de ouder en het kind op hetzelfde adres moeten zijn ingeschreven in de Brp [2] , tenzij er sprake is van co-ouderschap. Dit artikel is dwingendrechtelijk van aard en laat geen ruimte aan verweerder om de door eiser genoemde omstandigheden in overweging te nemen bij het bepalen of er sprake is van kinderopvangtoeslag. Niet in geschil is dat eiser per 4 mei 2020 uit het Brp-adres van zijn kinderen is uitgeschreven. Verder wordt niet betwist dat er geen sprake is van co-ouderschap. Dat betekent dat verweerder op grond van artikel 4 van de Awir terecht heeft vastgesteld dat eiser geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.
3.1.
Ter zitting heeft verweerder nog aangegeven dat de terugvordering mede te maken heeft met de definitieve opgave van de uren door de kinderopvanginstelling en het verschil in inkomen. Uit de specificaties bij de beschikking is op te maken wat de verschillen zijn hierin. Eiser heeft niet gesteld dat deze specificaties onjuist zijn, zodat de rechtbank zich hier verder niet over uitlaat.
De terugvordering
4. Verweerder moet de bij het besluit de rechtstreeks betrokken belangen afwegen. Onder bijzondere omstandigheden kan verweerder van terugvordering afzien of het te vorderen bedrag matigen. Die belangenafweging komt er in de kern op neer dat de nadelige gevolgen van het terugvorderingsbesluit voor eiser niet onevenredig mogen zijn, in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Verweerder heeft beleidsregels hierover opgesteld in het Verzamelbesluit Toeslagen. Zo kunnen alleen bijzondere omstandigheden zich verzetten tegen gehele terugvordering. [3]
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in wat eiser heeft aangevoerd, geen bijzondere omstandigheden heeft hoeven zien om de hoogte van het terugvorderingsbedrag te matigen. In het Verzamelbesluit Toeslagen zijn voorbeelden van bijzondere omstandigheden opgenomen en is vermeld dat de financiële situatie of financiële problemen van de belanghebbende die terugbetaling van toeslagen verhinderen, in het algemeen niet leiden tot een matiging van de terugvordering. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het voor eiser frustrerend is dat hij de ontvangen voorschotten moet terugbetalen, terwijl deze voorschotten via doorbetaling aan zijn ex-vrouw daadwerkelijk zouden zijn gebruikt voor de betaling van de kinderopvang, heeft deze omstandigheid niet tot matiging hoeven leiden. Dit betreft namelijk een onderlinge afspraak/regeling tussen eiser en zijn ex-vrouw. Dat zijn ex-vrouw vervolgens met terugwerkende kracht toeslag heeft ontvangen en weigert deze ontvangen bedragen terug te betalen aan eiser, is geen omstandigheid die voor rekening en risico van verweerder dient te komen. Bovendien doet het er niet aan af dat aan eiser ten onrechte voorschotten zijn verleend, die dienen te worden teruggevorderd. Ook de omstandigheid dat eiser na de scheiding de hypotheek-, alimentatie- en zorgkosten aan zijn ex-echtgenote is blijven betalen, heeft verweerder niet hoeven aanmerken als een bijzondere omstandigheid die tot matiging had moeten leiden.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2023.
(de rechter is verhinderd te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Voetnoten

1.Artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) in samenhang met 1.5. van de Wet kinderopvang (Wko).
2.Basisregistratie personen.
3.Dit volgt uit artikel 26, eerste en tweede lid, van de Awir, de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2019:3536 en het Verzamelbesluit Toeslagen, laatstelijk aangepast op 1 juli 2022 (Stcrt. 2022, 17645).