In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de huurtoeslag van eiseres. Eiseres had een voorschot huurtoeslag ontvangen, maar dit werd herzien naar € 0,- omdat bleek dat zij een meerderjarige medebewoner had zonder geldige verblijfstitel. De Belastingdienst/Toeslagen verklaarde het bezwaar van eiseres tegen de verlaging en terugvordering van de huurtoeslag ongegrond. Eiseres stelde dat deze herziening in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel, omdat het onderscheid tussen aanvragers met een rechtmatige en onrechtmatige medebewoner niet gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde echter dat de wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 9 van de Awir, geen aanspraak op huurtoeslag toestaat als de medebewoner geen rechtmatig verblijf heeft. De rechtbank concludeerde dat de herziening van de huurtoeslag niet in strijd was met het non-discriminatiebeginsel en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en veroordeelde de Belastingdienst in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-. Tevens moest de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden.