ECLI:NL:RBDHA:2023:380
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 13 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 15 september 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft echter aangegeven dat hij het beroep handhaaft voor zover dit betrekking heeft op de vraag of verweerder bestuurlijke dwangsommen aan hem verschuldigd is. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het beroep, na de inwilliging van de asielaanvraag, nog enkel betrekking heeft op de vraag of eiser in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Hierdoor kan verweerder geen dwangsommen verbeuren aan eiser. Eiser stelt echter dat deze tijdelijke wet in strijd is met het Unierecht, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het buiten toepassing stellen van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag leiden tot ongunstigere procedurevoorschriften voor asielaanvragen dan die welke gelden voor soortgelijke situaties naar nationaal recht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel of het gelijkwaardigheidsbeginsel. Dit betekent dat verweerder geen dwangsommen verschuldigd is, waardoor het procesbelang van eiser ontbreekt en het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat eiser vanwege het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag beroep kon instellen en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.