ECLI:NL:RBDHA:2023:3965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5090 en NL23.5092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvragen van Nigeriaans echtpaar wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor besnijdenis en problemen met Fulani

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL23.5090 en NL23.5092, waarin een Nigeriaans echtpaar hun opvolgende asielaanvragen heeft ingediend. De rechtbank heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrees voor besnijdenis van hun dochter en problemen met de Fulani niet aannemelijk zijn gemaakt. De eisers, die eerder asiel hebben aangevraagd, hebben aangevoerd dat zij vrezen voor vervolging in Nigeria vanwege een conflict met een Fulani herder en de dreiging van besnijdenis van hun dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eisers tegenstrijdig zijn en dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs leveren voor hun vrees. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrees voor besnijdenis niet aannemelijk is gemaakt, aangezien de ouders de belangrijkste rol spelen in het voorkomen van deze praktijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor vluchtelingschap en dat de asielaanvragen terecht zijn afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eisers hebben geen recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.5090 en NL23.5092

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiser,

V-nummer: [nummer 1] ,
[naam 2], eiseres,
V-nummer: [nummer 2] ,
mede namens hun minderjarige kind:
[naam 3],
V-nummer: [nummer 3] ,
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 10 februari 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de opvolgende asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is aan eisers een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren. Het inreisverbod geldt niet voor het minderjarige kind van eisers.
Eisers hebben afzonderlijk beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten en hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De afzonderlijke verzoeken zijn geregistreerd onder zaaknummers NL23.5091 en NL23.5093.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de verzoeken, op 10 maart 2023 op zitting behandeld. Eisers en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de opvolgende asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de motivering van de bestreden besluiten in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Eisers zijn van Nigeriaanse nationaliteit en hebben eerder op 9 mei 2019 en 29 januari 2020 in Nederland asiel aangevraagd. Aan hun eerdere aanvraag hebben zij ten grondslag gelegd dat eiser op 2 februari 2015 ruzie heeft gekregen met een Fulani herder, omdat deze zijn vee op eisers land liet grazen. Eiser heeft verklaard dat hij een koe heeft aangereden en dat de Fulani herder met meer mensen in de nacht van 2 op 3 februari 2015 is teruggekomen en het huis van eisers is ingevallen. Daarbij zou eiseres zijn verkracht en heeft eiser uit zelfverdediging de herder in zijn been geschoten. Eiser is opgepakt en heeft verklaard dat hij vervolgd is voor drie strafrechtelijke feiten. Met behulp van [naam 4] , een familievriend, is eiser op borgtocht vrijgelaten nadat hij twee dagen is vastgehouden. Eisers hebben de rechtszaak niet afgewacht en hebben Nigeria op 25 februari 2015 verlaten. In Nigeria hebben zij een dochter, [naam 5] , bij de moeder van eiser achtergelaten. Ter onderbouwing zijn eerder drie echt bevonden paspoorten overgelegd, een geboorteakte van de dochter in Nigeria en twee verklaringen, een (onder ede afgelegde) verklaring over de gebeurtenissen van de [naam 4] (een
affadavit) en een samenvatting van de verklaringen over de gebeurtenissen gedaan door [naam 4] bij een politiebureau.
1.3.
Bij afzonderlijke besluiten van 28 april 2021 heeft verweerder de voorgaande asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond en aan hun een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken opgelegd. Verweerder heeft de gestelde problemen niet geloofwaardig geacht, vanwege tegenstrijdige en vreemde verklaringen. De gestelde vrees bij terugkeer is volgens verweerder daarom niet aannemelijk. De hiertegen door eisers ingestelde (afzonderlijke) beroepen zijn door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, ongegrond verklaard bij uitspraken van 11 juni 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:4777 en ECLI:NL:RBNHO:2021:4779). Niet gebleken is dat hiertegen rechtsmiddelen zijn aangewend, waardoor de besluiten van 28 april 2021 in rechte vast staan.
1.4.
De opvolgende asielaanvragen borduren voort op de voornoemde problemen. Als nadere onderbouwing hebben eisers een krantenartikel van de krant Vanguard overgelegd, een verklaring d.d. 5 februari 2015 van advocatenbureau
Edward Obiyan & associatesover het betrekken van hun diensten in 2015 en een verklaring van de rechtbank, d.d. 6 februari 2015. Aanvullend stelt eiser te vrezen voor zijn leven bij terugkeer in Nigeria wegens het recente overlijden van vier familieleden en het niet opvolgen van zijn vader in de Ogboni stam en stellen eisers te vrezen voor de besnijdenis van hun dochter [naam 3].
1.5.
Verweerder heeft de volgende relevante elementen aangemerkt in het asielrelaas van eisers:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • de gestelde problemen die eiser zou hebben na een ruzie met een Fulani herder;
  • de gestelde problemen vanwege het recente overlijden van vier van de familieleden van eiser en het niet opvolgen van zijn vader;
  • het gevaar van besnijdenis van hun dochter [naam 3].
1.6.
Eisers hebben op 9 februari 2023 hun zienswijze ingebracht.
Bestreden besluit en beroepsgronden
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eisers en de nader overgelegde documenten niet tot een ander oordeel leidt over de geloofwaardigheid van de problemen met de Fulani herder en de strafzaak naar aanleiding hiervan. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor de besnijdenis van hun dochter. Subsidiair stelt verweerder dat eisers zich hieraan kunnen onttrekken. Eisers hebben daarom niet aannemelijk gemaakt dat zij aangemerkt moeten worden als vluchteling, of bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade. Verweerder heeft de opvolgende asielaanvragen om deze reden afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daarbij toepassing gegeven aan artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3. In beroep hebben eisers aangevoerd dat verweerder goochelt met cijfers over vrouwenbesnijdenis (FGM). Verweerder heeft niet onderbouwd dat FGM afneemt onder de bevolkingsgroep Eshan, waartoe eiseres behoort, dan wel in Nigeria, omdat de gebruikte cijfers geen inzicht geven over welke stam het betreft. Eisers hebben aangegeven dat zij met name vrezen voor de familie van eiseres, omdat de familie van eiser meer verspreid is. Ook stellen eisers dat FGM dusdanig ingebed zit in de cultuur dat zij geen invloed hebben op de beslissing. Tot slot stellen eisers dat zij zich niet aan FGM kunnen onttrekken, omdat de familie en omgeving zich ermee zal bemoeien en omdat een goede band met de stam voor eisers noodzakelijk is om in Nigeria een bestaan op te kunnen bouwen.
Oordeel rechtbank
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de nader overgelegde documenten en afgelegde verklaringen, niet tot een ander oordeel leidt over de geloofwaardigheid van de problemen met de Fulani herder en de gestelde strafzaak naar aanleiding hiervan. Daartoe stelt verweerder niet ten onrechte dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer de problemen met de Fulani herder zijn begonnen en dat hij wisselend heeft verklaard over het aantal dagen dat hij heeft vastgezeten, zowel in de onderhavige asielprocedure, als met de vorige asielprocedure. Hoewel eiser correcties en aanvullingen heeft ingediend, ontbreekt een toelichting op de wisselende en tegenstrijdige verklaringen in dit verband. Eisers stelling ter zitting, dat de invloed van en problemen met Fulani toenemen, laten het voorgaande onverlet.
4.2.
Verweerder stelt verder niet ten onrechte dat de overgelegde documenten volgens Bureau Documenten niet te beoordelen zijn op authenticiteit en dat onduidelijk is hoe eiser aan de stukken is gekomen, omdat hij de naam van de familievriend die de documenten zou hebben geregeld en zou hebben opgestuurd, niet kent. Bovendien stelt eiser te vrezen omdat er een strafzaak openstaat voor het bezit van een niet geregistreerd wapen, maar is dit tegenstrijdig met de inhoud van de overgelegde verklaring van de rechtbank. Voorts stelt verweerder in het bijzonder ten aanzien van het krantenartikel niet ten onrechte dat er twijfel bestaat over de betrouwbaarheid hiervan, nu uit het Ambtsbericht inzake Nigeria van 2018 blijkt dat het mogelijk is om een krantenartikel tegen betaling te laten publiceren, waarbij de opdrachtgever de inhoud bepaald. Dit klemt temeer nu uit onderzoek volgens verweerder blijkt dat het artikel, gedateerd op 15 maart 2015, op 19 november 2021 op de website van de krant is geplaatst en dat het opvallend is dat de plaatsing valt tussen het moment van de uitspraak op het beroep over de voorgaande asielaanvraag en het indienen van de opvolgende asielaanvragen. Eisers hebben de twijfel over de betrouwbaarheid niet weggenomen. Daartoe acht de rechtbank de enkele stelling ter zitting dat het hen niet bekend is waarom het weer de aandacht zou hebben gekregen en later op de website is geplaatst, onvoldoende.
4.3.
Tot slot heeft verweerder de door eiser gestelde vrees vanwege het recente overlijden van vier van zijn familieleden, na het overlijden van zijn vader en vanwege het niet opvolgen van zijn vader niet aannemelijk kunnen achten. Daartoe stelt verweerder terecht dat eiser zeven jaar oud was toen zijn vader overleed, en hij tot zijn vertrek in Nigeria
-24 jaar later- heeft verbleven zonder dat hem in dit verband iets is overkomen. Eiser heeft dit niet betwist.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd en niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer te vrezen hebben voor de besnijdenis van hun dochter. Daartoe heeft verweerder terecht van belang geacht dat eisers hebben verklaard dat zij niet willen dat hun dochter besneden wordt. Verweerder heeft daarbij terecht gesteld dat uit het Algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria van 2023 (hierna: het ambtsbericht) volgt dat de ouders de belangrijkste personen zijn die de besnijdenis kunnen voorkomen en dat verschillende bronnen de vader als de belangrijkste persoon noemt die beslist of het meisje wordt besneden. De rechtbank volgt eisers niet in de stelling dat zij geen invloed hebben, omdat FGM ingebed is in hun cultuur. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat uit de laatst bekende cijfers ten aanzien van de Eshan bevolking blijkt dat in 2002, 32,5% van de vrouwen en meisjes besneden waren [1] en dat, nu de meerderheid van de Eshan niet besneden worden, niet kan worden gesteld dat vrouwenbesnijdenis dusdanig ingebed zit in de cultuur dat aan de ouders voorbij gegaan zal worden in de keuze of een dochter besneden wordt. De rechtbank overweegt aanvullend dat het ambtsbericht (bladzijde 72) vermeldt dat de rol van de ouders in het geval dat FGM ingebed is in de cultuur minder is, maar niet geheel uitgesloten. Verder heeft verweerder, onder verwijzing naar het ambtsbericht, zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een dalende trend in het aantal gevallen van FGM, zowel in Nigeria als in Edo State, waar de Eshan stam met name gevestigd is en waar eisers vandaan komen (bladzijde 69 van het ambtsbericht). De rechtbank neemt hierbij de bronnen die aan het ambtsbericht ten grondslag liggen in aanmerking, te weten het
Multiple Indicator Cluster Survey(MCIS) inzake Nigeria van 2016/2017, het
Nigeria Demographic and Health Survey(NDHS) van 2018, en het MCIS inzake Nigeria van 2021.
Prevalentie FGM in leeftijdscategorie 0-14
Prevalentie FGM in leeftijdscategorie
15-49
Prevalentie FGM in Edo State in leeftijds-categorie 15-49
MCIS 2016/17
25,3% (blz. 238)
18,4% (blz. 236)
37,1% (blz. 237)
NDHS 2018
19% (blz. 478)
19,5% (blz. 474)
35,5% (blz. 474)
MCIS 2021
8,2% (blz. 354)
15,1% (blz. 350)
29,5% (blz. 351)
5.2.
De dalende trend in het aantal gevallen FGM in Nigeria is duidelijk ook al moet aan eisers worden toegegeven dat verweerder zich in het bestreden besluit heeft bediend van globaal en deels onvolledig cijfermateriaal. Ook heeft verweerder de prevalentie van FGM niet van de verschillende jaargangen, maar van de twee verschillende leeftijdscategorieën met elkaar heeft vergeleken. Dit terwijl geen sprake is van een gelijke samenstelling en het MCIS 2021 rapport uitdrukkelijk vermeldt:
It is important to remember that prevalence data for girls age 0-14 years reflect their current – not final – FGM status, since many of them may not have reached the customary age for FGM at the time of the survey. They are reported as being uncut but are still at risk of undergoing the procedure(bladzijde 349).
Het betoog van eisers laat het standpunt van verweerder dat sprake is van een dalende trend in het aantal gevallen van FGM echter onverlet. Eisers hebben niet weerlegd dat deze daling niet zou gelden voor de Eshan bevolkingsgroep.
5.3.
Ter zitting is namens eisers aangegeven dat hun dochter [naam 5] in Nigeria, die inmiddels de leeftijd van 8 jaar heeft bereikt, niet is besneden. In dit verband heeft verweerder terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1051), waarin de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 25 januari 2022 is bevestigd (ECLI:NL:RBGEL:2022:273). Tot slot heeft verweerder zich subsidiair, onder verwijzing naar het ambtsbericht, op het standpunt kunnen stellen dat eisers zich aan eventuele druk kunnen onttrekken door zich elders te vestigen. De rechtbank volgt eisers niet in de enkele stelling dat dit niet mogelijk zou zijn, omdat een goede band met de stam voor eisers noodzakelijk is om in Nigeria een bestaan op te kunnen bouwen. Daartoe heeft verweerder in het bestreden besluit terecht gesteld dat eisers niet hebben onderbouwd of toegelicht waarom zij geheel afhankelijk zijn van hun stam, terwijl dit niet blijkt uit hun verklaringen. Verweerder heeft terecht betrokken dat eisers hebben verklaard dat eiser een eigen bedrijf had in Nigeria en dat eiseres zelf als verkoper werkte, wat duidt op financiële onafhankelijkheid, en dat zij beiden vanuit hun verschillende dorpen naar Benin City zijn verhuisd. Het betoog van eisers slaagt daarom niet.
Conclusie en gevolgen
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geoordeeld dat in geval van eisers geen sprake is van vluchtelingschap dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. Eisers komen niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. Verweerder heeft de asielaanvragen daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft aan eisers, met uitzondering van hun minderjarige dochter, een inreisverbod kunnen opleggen.
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen. Zij krijgen daarom geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Snow, R.C., T. E. Slanger, F. E. Okonofua, F. Oronsaye and J. Wacker, “Female genital cutting in southern urban and peri-urban Nigeria: self-reported validity, social determinants and secular decline” in: Tropical Medicine and International Health, 7 (1), 91-100, januari 2002, , laatst geraadpleegd op 17 maart 2023.