Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
5 oktober 2022.
De rechtbank overweegt als volgt.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris zich terecht heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft op 30 september 2022 een verzoek om terugname gedaan aan Duitsland, dat op 5 oktober 2022 is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen kan zijn in de behandeling van zijn aanvraag in Duitsland, en dat hij een reëel risico loopt op indirect refoulement, vooral gezien zijn medische situatie.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overdracht aan Duitsland onacceptabele gevolgen zal hebben voor zijn gezondheid. De bewijslast voor het aantonen van een reëel risico op indirect refoulement ligt bij de vreemdeling. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die zijn claims onderbouwen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser onevenredig hard zou zijn. Het beroep wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard.