In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, na het indienen van een asielaanvraag op 13 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat er concrete aanknopingspunten waren voor de toepassing van de Dublinverordening, die verweerder had moeten overwegen. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsbenemende maatregel niet op artikel 59b had mogen worden gebaseerd, aangezien de Dublinverordening van toepassing was. Hierdoor was de maatregel van bewaring vanaf het moment van opleggen onrechtmatig.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en hem een schadevergoeding toegekend van € 400 voor vier dagen onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.