Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 18 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 13 februari 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 januari 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd, met de vraag of er bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft voor het beroep dat gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Voor het deel van het beroep dat gericht is op het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom, concludeert de rechtbank dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat de Tijdelijke wet niet onverbindend is wegens strijd met het Unierecht.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Echter, omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.