ECLI:NL:RBDHA:2023:4154

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/09/641123 / KG ZA 23-33
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkenrechtelijke vorderingen in kort geding met betrekking tot bewijsbeslag en inlogcodes

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben de eisende partijen, CLD (Creation Luxe Design), INTER DEVELOPMENT DIFFUSION SA en SILK COSMETICS B.V., een kort geding aangespannen tegen een gedaagde partij die onder de handelsnaam [Handelsnaam] opereert. De eisers vorderen inzage in bewijsbeslag dat is gelegd op parfumflesjes en administratie, in het kader van een vermeende merkinbreuk. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor merkinbreuk, onderbouwd door een proefaankoop waarbij verboden stoffen zijn aangetroffen in de producten van de gedaagde. De gedaagde heeft betwist dat de in beslag genomen goederen van haar zijn, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat zij dit onvoldoende heeft onderbouwd. De eisers hebben ook gevraagd om toegang tot digitale bestanden, waarvoor de gedaagde inlogcodes en wachtwoorden moet verstrekken. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om deze informatie binnen 48 uur na betekening van het vonnis te verstrekken, maar heeft de vordering tot lijfsdwang afgewezen, omdat het persoonlijke belang van de gedaagde om niet in gijzeling te worden genomen zwaarder weegt dan het zakelijke belang van de eisers. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.477,02.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/641123 / KG ZA 23-33
Vonnis in kort geding van 24 maart 2023
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
CLD (CREATION LUXE DESIGN),
te Parijs (Frankrijk),
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
INTER DEVELOPMENT DIFFUSION SA,
te Genève (Zwitserland),
3.
SILK COSMETICS B.V.,
te Middelburg,
eisende partijen,
advocaat: mr. B.A. Boer te Den Haag,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[Handelsnaam] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk CLD, IDD en Silk Cosmetics en gezamenlijk CLD c.s. genoemd worden. Gedaagde zal [gedaagde] genoemd worden. Gedaagde is in de procedure en tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan door mr. M.J. Mookrham.
Inleiding
CLD c.s. wil een rechtszaak beginnen tegen [gedaagde] over merkinbreuk. Zij heeft bewijsbeslag laten leggen op parfumflesjes en administratie. Zij vraagt in dit kort geding om dit bewijs te mogen inzien. De voorzieningenrechter staat dat toe.
[gedaagde] zegt dat de in beslag genomen goederen niet van haar zijn, omdat zij haar bedrijf had verkocht. De voorzieningenrechter vindt dat [gedaagde] dat niet genoeg heeft onderbouwd.
Er zijn ook genoeg aanwijzingen dat er merkinbreuk is gemaakt. Bij een proefaankoop zijn namelijk parfumflesjes gekocht die een verboden stof bevatten en waarvan de verpakking beschadigd was. CLD c.s. heeft ook gevraagd om [gedaagde] te verplichten wachtwoorden voor toegang tot digitale bestanden te geven. De voorzieningenrechter wijst dat ook toe. Als [gedaagde] geen wachtwoorden geeft, wil CLD c.s. dat lijfsdwang wordt toegepast. Dit zou betekenen dat [gedaagde] vast komt te zitten. De voorzieningenrechter vindt dat niet passend in deze zaak en wijst dat af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 januari 2023 met producties EP01 tot en met EP12;
- de op 2 februari 2023 ingediende aanvullende producties EP13 tot en met EP17 van
CLD c.s.;
- de e-mail van 16 februari 2023 met 3 bijlagen van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 17 februari 2023, waarbij partijen pleitnota’s hebben overgelegd.

2.De feiten

CLD c.s. en de Merken
2.1.
CLD vervaardigt en verkoopt wereldwijd luxe parfumerieproducten voorzien van het hierna omschreven Montale-Merk.
2.2.
IDD vervaardigt en verkoopt wereldwijd luxe parfumerieproducten voorzien van het hierna omschreven Mancera-Merk.
2.3.
CLD en IDD zijn zusterondernemingen van het in Zwitserland gevestigde World Branding Mark S.A. (hierna: World Branding). World Branding is houdster van onder meer de volgende merken (hierna gezamenlijk: de Merken):
2.3.1.
Het hieronder weergegeven op 3 februari 2017 onder nummer 1349853 voor waren in de klassen 3 (waaronder parfums), 6, 14, 18, 20 en 21 ingeschreven Uniebeeldmerk (hierna: het Montale-merk):
2.3.2.
Het hieronder weergegeven op 6 maart 2011 onder nummer 09324237 voor waren in de klassen 3 (waaronder cosmetics), 14 en 18 ingeschreven Uniebeeldmerk (hierna: het Mancera-merk):
2.4.
Producten voorzien van de Merken worden op de markt gebracht via een exclusief mondiaal distributiestelsel en door middel van een eigen website en een winkel in Parijs.
2.5.
Op grond van licentieovereenkomsten met World Branding mogen CLD en IDD het Montale-merk respectievelijk het Mancera-merk gebruiken. Silk Cosmetics is de distributeur in de Benelux van producten voorzien van de Merken. World Branding heeft CLD, IDD en Silk Cosmetics toestemming gegeven om op grond van inbreuk op haar merken tegen [gedaagde] te procederen.
[Handelsnaam]
2.6.
In 2014 is [gedaagde] een eenmanszaak onder de naam [Handelsnaam] begonnen met een parfumwinkel aan de [adres 1] .
2.7.
In een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: het handelsregister) van 8 december 2022 is [gedaagde] als eigenaar van een eenmanszaak met KvK-nummer [nummer 1] , met als handelsnaam [Handelsnaam] en met als bezoekadres [adres 1] geregistreerd.
2.8.
In een uittreksel uit het handelsregister van 8 december 2022 is een eenmanszaak met KvK-nummer [nummer 2] , met als handelsnaam [Handelsnaam] geregistreerd met als startdatum onderneming 1 september 2022 en als eigenaar [A] (hierna: [A] ). Als bezoekadres is geregistreerd een adres te [plaats] . Bij de omschrijving van activiteiten is opgenomen:
SBI-code: 4775 - Winkels in parfums en cosmetica
SBI-code: 47591 - Winkels in meubels
SBI-code: 47593 - Winkels in artikelen voor woninginrichting algemeen assortiment
Met voorbereide handelingen tot het openen van een winkel in parfum en cosmetica, meubel en klein meubels decoratie te [adres 2]
2.9.
In een uittreksel uit het handelsregister van 10 januari 2023 is geregistreerd dat de eenmanszaak [Handelsnaam] met KvK-nummer [nummer 1] , met als eigenaar [gedaagde] en bezoekadres [adres 1] , is opgeheven met ingang van 31 december 2022.
Butylphenyl methylpropional
2.10.
Vanaf 1 maart 2022 mogen op grond van Europese regelgeving cosmetische producten niet de stof butylphenyl methylpropional bevatten. CLD en IDD hebben in 2021 een terugroepactie gedaan bij hun winkeliers en distributeurs in de EER [1] , waarbij alle nog niet verkochte producten met butylphenyl methylpropional zijn omgeruild voor producten zonder die stof.
Sommatie en bewijsbeslag
2.11.
Bij brief van 15 september 2021 heeft Silk Cosmetics [Handelsnaam] , ter attentie van [gedaagde] , gesommeerd om - onder meer - inbreuk op de Merken te staken, opgave te doen van de verkopen en herkomst van inbreukmakende producten, inbreukmakende producten af te geven ter vernietiging en schadevergoeding dan wel winst af te dragen. Hierop is niet gereageerd. In deze brief is ook opgenomen dat [Handelsnaam] bij brief van 1 september 2020 is aangeschreven over verkoop van producten voorzien van de Merken via de website www.bpfragance.nl en dat de verkoop via deze website hierna is gestopt.
2.12.
Op 6 oktober 2022 heeft een deurwaarder op verzoek van Silk Cosmetics bij parfumerie [Handelsnaam] aan de [adres 1] een fles parfum voorzien van het Mancera-merk en een fles parfum voorzien van het Montale-merk gekocht. De deurwaarder heeft geconstateerd dat op de doosjes daarvan bij de ingrediënten “Butylphenyl Methylpropional” vermeld stond. Bij nader onderzoek op 10 oktober 2022 heeft de deurwaarder geconstateerd dat op de doosjes en de flessen stickers waren geplakt. Deze stickers bedekten een bedrukt of onbedrukt gedeelte van het karton van de doosjes, dan wel de fles. Bij de fles parfum voorzien van het Mancera-merk was een sticker over een stuk weggesneden karton van het doosje geplakt. Bij de fles parfum voorzien van het Montale-merk was een sticker geplakt over een weggekrast gedeelte op de fles.
2.13.
CLD c.s. heeft bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 25 november 2022 verlof verkregen om onder [gedaagde] conservatoir bewijsbeslag te leggen op - samengevat - alle (fysieke en digitale) administratiestukken die betrekking hebben op producten voorzien van de Merken. Daarnaast is verlof verleend om conservatoir bewijsbeslag te leggen op - kort gezegd - producten, inclusief verpakkingen, voorzien van de Merken, die zich bevinden aan de [adres 1] en het privéadres van [gedaagde] .
2.14.
In de onder 2.13 genoemde beschikking heeft de voorzieningenrechter bepaald dat, indien redelijke gronden zijn om te vermoeden dat digitale bestanden waarvoor het beslagverlof geldt elders op een externe server worden bewaard, [gedaagde] deze bestanden voor de deurwaarder toegankelijk moet maken door het verstrekken van de benodigde wachtwoorden en inlogcodes. Daarnaast is bepaald dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt indien zij niet voldoet aan deze medewerkingsplicht en er twee uur zijn verstreken na een verzoek van de deurwaarder daartoe, van € 25.000,- per uur, met een maximum van
€ 250.000,-.
2.15.
Op 2 december 2022 heeft de deurwaarder op verzoek van CLD c.s. aan de [adres 1] in conservatoir bewijsbeslag genomen roerende zaken, zich bevindende in de winkel en het magazijn. Deze zaken zijn in bewaring gegeven aan Roessen en Roessen Opslag B.V. Daarnaast is in conservatoir bewijsbeslag genomen op dat adres aanwezige digitale en fysieke administratie. Dit is gebeurd door het maken van foto’s van de fysieke documenten, door het maken van digitale kopieën en, voor zoveel mogelijk, van de gegevens die zich bevinden in een cloudoplossing. De inbeslaggenomen administratie is in gerechtelijke bewaring gegeven aan DigiJuris B.V. In het door de deurwaarder opgemaakte proces-verbaal is verder opgenomen:
2.16.
De deurwaarder is op 2 december 2022 ook op het privéadres van [gedaagde] geweest, waar zij aanwezig was. De deurwaarder heeft daar geen zaken, digitale bestanden of gegevensdragers als bedoeld in de beschikking van 25 november 2022 aangetroffen.
2.17.
Bij proces-verbaal van 6 december 2022 heeft de deurwaarder op verzoek van CLD c.s. aan [gedaagde] aangezegd dat aan de onder 2.14 bedoelde verplichting geen gehoor is gegeven en dat een bedrag van € 250.000,- aan dwangsommen is verbeurd. Daarnaast is bevel gedaan om dit bedrag te voldoen. Het bedrag is niet betaald. Voldoening van het bedrag door executoriaal beslag is niet mogelijk gebleken.
2.18.
In een e-mailbericht van 19 januari 2023 van mr. Mookhram namens [A] aan mr. Boer is onder meer opgenomen dat [A] betwist inbreuk te maken. Daarnaast is opgenomen dat onrechtmatig beslag is gelegd op de voorraad van [A] en zijn CLD c.s. en mr. Boer aansprakelijk gesteld voor schade van € 131.000,-, bestaande uit de waarde van de goederen (inkoopwaarde € 89.000,- en € 35.600,- winstmarge) en de kosten van juridische bijstand (€ 6.400,-).

3.Het geschil

3.1.
CLD c.s vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
CLD c.s inzage geeft in de door de deurwaarder op 2 december 2022 gemaakte kopieën van de fysieke documenten behorende tot de inbeslaggenomen administratie van [gedaagde] , alsmede in de digitale kopieën van de digitale administratie van [gedaagde] die zich thans bevinden in bewaring bij DigiJuris B.V., alsmede in de gegevens en correspondentie die zich bevinden in digitale omgevingen en/of cloudoplossingen van [gedaagde] of huisgenoten en behoren tot de administratie van [gedaagde] of die te relateren zijn aan de merken Montale en Mancera;
CLD c.s. naast inzage ook de mogelijkheid geeft om te onderzoeken of de gegevens en correspondentie die zich bevinden in digitale omgevingen en/of cloudoplossingen van [gedaagde] of huisgenoten en behoren tot de administratie van [gedaagde] of die te relateren zijn aan de merken Montale en Mancera niet voor of op
2 december 2022 zijn bewerkt en/of deels zijn vernietigd;
[gedaagde] veroordeelt om binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis aan eiseressen alsnog de wachtwoorden, inlogcodes en overige informatie te verstrekken om toegang te krijgen tot al de digitale omgevingen en/of cloudoplossingen die zij de afgelopen vijf jaar heeft gebruikt en behoren tot de administratie van [gedaagde] of die te relateren zijn aan de merken Montale en Mancera, op straffe van lijfsdwang voor een periode van maximaal een jaar;
CLD c.s. de mogelijkheid geeft om de inbeslaggenomen producten met de merkvermelding Montale en Mancera die zich thans in bewaring bevinden bij
Roessen & Roessen Opslag B.V. te kunnen onderzoeken met betrekking tot . de in deze producten verwerkte ingrediënten, alsmede met betrekking tot bewerkingen van de verpakkingen waarin deze producten zich bevinden, zoals een kartonnen doos/tube/fles (al dan niet van glas, metaal of een ander materiaal);
5. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten ex artikel 1019h Rv [2] , althans de reguliere proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
CLD c.s. legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde] maakt inbreuk op de Merken. CLD c.s. wenstn in een bodemprocedure een verbod te vorderen, alsmede schadevergoeding. Zij wil informatie verkrijgen over de omvang van de merkinbreuk. [gedaagde] heeft geen wachtwoorden verstrekt en kon daartoe ook niet worden bewogen door dwangsommen. De dreiging van lijfsdwang is de enige mogelijkheid om [gedaagde] tot medewerking te bewegen.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van CLD c.s., met veroordeling van CLD c.s. in de kosten van deze procedure. [gedaagde] voert het volgende aan. De winkel is verkocht aan [A] . Om die reden is er ook geen spoedeisend belang. [gedaagde] kocht in bij reguliere groothandels. Er is sprake van oneerlijke mededinging, omdat CLD c.s. een minimale afnameverplichting hanteert. [gedaagde] kent de inlogcodes of wachtwoorden niet. Zij kan niet voldoen aan de veroordeling om deze te verstrekken. Lijfsdwang is niet in overeenstemming met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. CLD c.s. heeft gehandeld in strijd met artikel 21 Rv omdat in de dagvaarding ten onrechte is vermeld dat geen verweer bekend is en er geen enkel contact is geweest met [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De voorzieningenrechter acht voorshands onvoldoende aannemelijk dat de gestelde merkinbreuk of de dreiging daarvan is beëindigd. De situatie rondom het eigenaarschap en de voortzetting van de onderneming handelend onder de naam [Handelsnaam] is daarvoor te onduidelijk. CLD c.s. heeft ook voldoende voortvarend opgetreden naar aanleiding van de gestelde geconstateerde inbreuk. Het bewijsbeslag en de gevorderde inzage hebben tot doel in een bodemprocedure inbreuk en schade te onderbouwen. De voorzieningenrechter acht voorshands voldoende spoedeisend belang bij de vorderingen aanwezig.
Artikel 21 Rv
4.2.
[gedaagde] heeft zich erop beroepen dat CLD c.s. heeft gehandeld in strijd met artikel 21 Rv, omdat ten onrechte in de dagvaarding is vermeld dat geen verweer bekend is en er geen contact is geweest met [gedaagde] , terwijl al tijdens de beslaglegging is gezegd dat verkoop van de onderneming had plaatsgevonden en in januari 2023 telefoongesprekken hebben plaatsgevonden tussen mr. Mookrham en mr. Boer. Nu het verweer van [gedaagde] alsnog bekend is geworden en de telefoongesprekken in januari 2023 samenvielen met het verzenden van de (concept)dagvaarding, zal de voorzieningenrechter geen gevolgen verbinden aan de schending van artikel 21 Rv.
Eigendom goederen
4.3.
[gedaagde] stelt dat zij de winkel bestaande uit de handelsnaam, alle voorraad en inventaris per 25 juli 2022 heeft verkocht en geleverd aan [A] . CLD c.s. heeft dit betwist. Zij stelt dat [A] bezig was met het opstarten van een soortgelijke onderneming met een bedrijf op een andere locatie, de [adres 2] , dat pas in januari 2023 is geopend.
4.4.
Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om de gestelde verkoop en levering voldoende te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Hoewel al tijdens de beslaglegging is gesproken over de gestelde verkoop en levering, heeft zij geen stukken overgelegd waaruit de verkoop en levering voldoende blijken. Dit terwijl zij voorafgaand aan de zitting wel andere stukken heeft ingediend. Pas in de pleitnota die tijdens de mondelinge behandeling is voorgedragen, is een passage opgenomen waarvan is gesteld dat deze afkomstig is uit de verkoopovereenkomst. Uit deze passage is echter, zoals CLD c.s. terecht heeft aangevoerd, niet af te leiden wie de daarin genoemde koper en verkoper zijn en wat er verder is overeengekomen, bijvoorbeeld over opschortende of ontbindende voorwaarden. Daarnaast is de echtheid en ondertekening van de overeenkomst niet te controleren. Daarbij komt dat in de weergegeven passage weliswaar is opgenomen dat de activa worden verkocht en geleverd per de toestand op 25 juli 2022, toen de koper de zaken heeft gezien, maar daaruit is niet is af te leiden dat op die datum ook de verkoop en/of levering heeft plaatsgevonden. Op welke datum die hebben plaatsgevonden, volgt niet uit de betreffende passage. Het aanbod op de mondelinge behandeling om de overeenkomst alsnog digitaal toe te sturen, kwam te laat en in strijd met de eisen van een goede procesorde. Dit is dan ook geweigerd.
4.5.
Tegenover de stellingen van [gedaagde] staan de uittreksels uit het handelsregister. Op
8 december 2022, zes dagen na de beslaglegging, stond daarin nog dat [gedaagde] eigenaar was van de onderneming [Handelsnaam] aan de [adres 1] . Pas op 31 december 2022 is geregistreerd dat deze onderneming is opgeheven. De onderneming op naam van [A] onder dezelfde naam en met een ander KvK-nummer, was blijkens het uittreksel uit het handelsregister van 8 december 2022 ingeschreven op een adres te [plaats] . In dat uittreksel is bij de activiteiten opgenomen het voorbereiden van het openen van een winkel aan de [adres 2] . Hieruit is niet af te leiden dat de activiteiten in de winkel aan de [adres 1] en/of de daar aanwezige voorraad en administratie al voor de beslaglegging aan [A] waren overgedragen.
4.6.
Ten aanzien van de in bewijsbeslag genomen administratie geldt verder dat [gedaagde] , ook in geval van verkoop van (onderdelen van) haar onderneming, verplicht is om haar administratie over de periode waarin de onderneming onder haar verantwoordelijkheid werd gedreven, te bewaren.
4.7.
De voorzieningenrechter weegt ook mee dat zowel [gedaagde] als [A] niet de opheffing van het - al op 2 december 2022 gelegde - beslag hebben gevorderd.
4.8.
Onder deze omstandigheden kan de voorzieningenrechter niet anders dan het er voorshands voor houden dat de op 2 december 2022 in de winkel aan de [adres 1] in bewijsbeslag genomen goederen aan [gedaagde] toebehoren. Het betreft dan ook bewijsbeslag onder de (beweerdelijk) inbreukmaker en niet onder een derde.
Maatstaf voor inzage
4.9.
Op grond van de artikelen 1019a en 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden of ander bewijsmateriaal aangaande een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, zoals een merkrecht. Degene die inzage vordert, dient feiten en omstandigheden te stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal te onderbouwen, op grond waarvan voldoende aannemelijk is dat inbreuk op een recht van intellectuele eigendom is of dreigt te worden gemaakt. Daarbij dienen de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal te worden betrokken. Er hoeft niet te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die vereist is voor toewijzing in kort geding van een op een (dreigende) inbreuk gebaseerde vordering. [3]
Inbreuk
4.10.
CLD c.s. stelt dat [gedaagde] inbreuk maakt op de Merken. Zij heeft dit onderbouwd aan de hand van stukken betreffende de proefaankoop op 6 oktober 2022. Uit de bevindingen van de deurwaarder is voorshands af te leiden dat de parfums de verboden stof butylphenyl methylpropional bevatten, terwijl CLD c.s. in 2021 bij haar winkeliers en distributeurs een terugroepactie heeft gedaan om producten met deze stof uit de handel te halen. Verder is uit de bevindingen voorshands af te leiden dat de verpakking van de producten is beschadigd en dat daarop niet-originele stickers zijn geplakt. CLD c.s. heeft hierover gesteld dat dergelijke beschadigingen zich voordoen bij illegale parallelimport en dat deze beschadigingen de reputatie van de merken aantasten.
4.11.
[gedaagde] heeft alleen maar gesteld dat bij een reguliere groothandel is ingekocht. Zij heeft dit in het geheel niet onderbouwd, bijvoorbeeld door de naam van de groothandel te noemen en orders, facturen of bonnen over te leggen. CLD c.s. heeft daarop gesteld dat zij niet levert aan groothandelaren. [gedaagde] heeft gesteld dat zij zich niet met inkoop bezighield en dat zij dit, onder meer vanwege ziekte, aan haar personeel of door haar ingehuurde personen heeft overgelaten. Voor zover deze personen inbreukmakende goederen hebben ingekocht, komt dit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voor risico van [gedaagde] als werkgever en eigenaar van de onderneming.
4.12.
[gedaagde] heeft verder nog aangevoerd dat CLD c.s. in strijd met de eerlijke mededinging handelt door starre afnameverplichtingen op de leggen aan contractanten.
CLD c.s. heeft betwist dat zij afnameverplichtingen hanteert. De stellingen van [gedaagde] zijn onvoldoende concreet om, vooruitlopend op bewijslevering, aan te nemen dat in een bodemprocedure inbreuk niet kan worden bewezen. De bijzondere bewijsregel voor uitputting [4] geldt pas als wordt aangetoond dat een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd wanneer degene die inbreuk wordt verweten zelf moet bewijzen dat sprake is van uitputting. Het enkele feit dat sprake is van een exclusief distributiesysteem is daarvoor niet voldoende [5] .
4.13.
Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van inbreuk.
Omvang en wijze inzage
4.14.
[gedaagde] heeft in de pleitnota vijf e-mailadressen genoemd, te weten [e-mailadres 1] , [e-mailadres 2] , [e-mailadres 3] , [e-mailadres 4] en [e-mailadres 5] . De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van [gedaagde] zo, dat deze e-mailadressen zijn aangetroffen bij de beslaglegging [6] . [gedaagde] stelt dat zij niet bekend is met deze e-mailadressen. Zij stelt dat de eerste vier adressen van [B] (hierna: [B] ) zijn en het vijfde van [A] . Zij stelt verder dat openbaring van informatie hieruit niet kan worden toegewezen omdat tegen [B] en [A] geen procedure loopt en geen toestemming is verleend om deze informatie in beslag te nemen.
4.15.
Ten aanzien van het eerste en vijfde e-mailadres geldt dat nergens uit blijkt dat deze aan de genoemde personen toebehoren; ze vermelden immers een bedrijfsnaam. Ten aanzien van de adressen met daarin de naam [B] geldt dat [gedaagde] over hem heeft gesteld dat hij als zelfstandige in het bedrijf heeft gewerkt en ook inkoop deed. Ook over [A] is toegelicht dat hij in het verleden bij het bedrijf heeft gewerkt. Ervan uitgaande dat deze e-mailadressen benaderbaar zijn vanuit de systemen van het bedrijf, is onder deze omstandigheden voorshands voldoende aannemelijk dat deze e-mailadressen (kunnen) zijn gebruikt voor bijvoorbeeld in- en verkoop. Daarbij komt dat de inzage alleen is gevorderd voor zover het informatie betreft die te relateren is aan de Merken. De voorzieningenrechter ziet dan ook voorshands geen aanleiding om een uitzondering maken voor (informatie behorende bij) deze e-mailadressen.
4.16.
[gedaagde] heeft voor het overige niet gesteld dat sprake is van vertrouwelijke, zoals bedrijfsgeheime, informatie. Ook zijn geen andere bezwaren gemaakt tegen de gevorderde wijze van inzage.
4.17.
De voorzieningenrechter acht, gelet op het voorgaande, naar voorlopig oordeel voldoende rechtmatig belang bij CLD c.s. aanwezig om inzage toe te staan. De inzage in de administratie zal worden beperkt en uitsluitend worden toegestaan voor zover deze te relateren is aan de Merken. CLD c.s. vordert onder 1. dat de voorzieningenrechter haar inzage geeft, derhalve geen veroordeling van [gedaagde] . De inzage zal worden toegestaan zoals in het dictum vermeld. Onder 4. vordert CLD c.s. dat de voorzieningenrechter haar de mogelijkheid geeft om de in bewijsbeslag genomen producten te onderzoeken. Niet bestreden is dat dit valt binnen de reikwijdte van inzage als bedoeld in artikel 843a en 1019a Rv. Het gevorderde zal dan ook worden toegestaan. Dit voor zover de producten zijn voorzien van de Merken.
4.18.
Inzage in digitale bestanden die wel vallen binnen het bereik van het beslagverlof, maar die op dit moment nog geen deel uitmaken van het beslag vanwege het ontbreken van inlogcodes en/of wachtwoorden [7] , zal worden toegewezen voor zover het betreft digitale bestanden die zich bevinden op een externe server, behorende tot de administratie van de onderneming van [gedaagde] . Voor inzage in digitale bestanden van huisgenoten van [gedaagde] bestaat geen grond. Inzage wordt, overeenkomstig hetgeen onder 3. gevorderd, beperkt tot een periode van vijf jaar.
4.19.
Het onder 2. gevorderde onderzoek zal worden afgewezen. Voor zover dit inzage betreft in de in beslag genomen administratie en de bestanden op een externe server zoals hiervoor bedoeld, valt dit onder vordering 1., zodat bij een aanvullende veroordeling geen belang bestaat. Voor zover dit verder gaat dan inzage, bieden artikel 843a en 1019a Rv daarvoor voorshands, zonder nadere toelichting, geen grond. CLD c.s. heeft in dit verband niets anders gesteld dan dat aanwijzingen bestaan dat inlogcodes en wachtwoorden tijdens het beslag zijn gewijzigd. Het gevorderde is bovendien te onbepaald. Niet duidelijk is welk onderzoek CLD c.s. zou willen doen, op welke wijze en over welke periode. Toewijzing van het gevorderde zou CLD c.s. dan ook een te brede bevoegdheid geven.
Verstrekken wachtwoorden
4.20.
In de beslagfase geldt dat, als redelijke gronden bestaan om te vermoeden dat de beslagene of de derde digitale bestanden elders dan op een aangetroffen gegevensdrager (bijvoorbeeld ‘in the cloud’) bewaart, en deze bestanden onder het beslagverlof vallen, hij deze bestanden voor de deurwaarder toegankelijk moet maken [8] . Deze verplichting, bestaande uit het verstrekken van wachtoorden en inlogcodes in specifieke gevallen, is opgenomen onder 3.6 en versterkt met een dwangsom onder 3.7 van de beschikking van
25 november 2022. Omdat in deze zaak naar voorlopig oordeel voldoende grond wordt gezien om ook inzage in het in beslag genomen bewijs toe te staan, ziet de voorzieningenrechter voorshands ook voldoende grond voor de verplichting tot het toegankelijk maken van de bestanden. De hierop betrekking hebbende vordering zal dan ook worden toegewezen. Deze verplichting geldt alleen voor zover [gedaagde] eraan kan voldoen, derhalve als zij de beschikking over de inlogcodes en wachtwoorden heeft of kan krijgen. De vordering zal, net als in randnummer 3.6 van de beschikking van 25 november 2022, worden toegewezen voor bestanden die zich op een externe server bevinden. De termijn waarbinnen aan deze verplichting moet worden voldaan wordt, om [gedaagde] de gelegenheid te geven de gegevens te verzamelen, gesteld op 48 uur na betekening van dit vonnis.
Lijfsdwang
4.21.
CLD c.s. vorderen dat de verplichting tot het verstrekken van inlogcodes en wachtwoorden wordt versterkt met lijfsdwang. Zij stellen dat de in het kader van het bewijsbeslag opgelegde dwangsom niet voldoende is gebleken en dat lijfsdwang de enige mogelijkheid is die nog rest.
4.22.
De rechter kan op grond van artikel 585 Rv tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaan. Dit is een discretionaire bevoegdheid. Lijfsdwang wordt overeenkomstig artikel 587 Rv slechts toegewezen als aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden (het subsidiariteitsvereiste) en het belang van de schuldeiser toepassing rechtvaardigt (het proportionaliteitsvereiste). Deze voorwaarden zijn cumulatief. Als de schuldenaar niet in staat is om aan de verplichting waarvoor lijfsdwang wordt gevorderd te voldoen, wordt op grond van artikel 588 Rv geen lijfsdwang uitgesproken.
4.23.
De voorzieningenrechter wijst de toepassing van lijfsdwang af. Het - uitsluitend zakelijke - belang van CLD c.s. bij het verkrijgen van inzage in een deel van de digitale administratie, dit om uiteindelijk een vordering tot het opleggen van een inbreukverbod en verplichting tot schadevergoeding te kunnen onderbouwen, weegt naar voorlopig oordeel niet op tegen het - persoonlijke - belang van [gedaagde] om niet in gijzeling te worden genomen in een huis van bewaring, voor de duur van maximaal een jaar. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat [gedaagde] heeft gesteld dat zij al langdurig ziek is. Daarnaast geldt dat [gedaagde] heeft gesteld dat zij niet over de inlogcodes en wachtwoorden beschikt en CLD c.s. niets hebben aangedragen op grond waarvan voorshands met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat dat wel het geval is, zodat ook artikel 588 Rv aan toewijzing in de weg staat.
Proceskosten
4.24.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. CLD c.s. heeft de redelijke en evenredige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv gevorderd en daartoe specificaties ingediend van in totaal € 6.540,-. [gedaagde] heeft verzocht de proceskosten terug te brengen tot nihil. Zij heeft aangevoerd dat zij een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, een huurhuis heeft en geen vermogen. CLD c.s. heeft aangevoerd dit alles niet is onderbouwd en dat het slecht is te rijmen met de omvang van de voorraad die in beslag is genomen dan wel de betaling voor de gestelde verkoop van de onderneming. Hier staat echter tegenover dat CLD c.s. zelf stelt een vordering van
€ 250.000,- aan verbeurde dwangsommen op [gedaagde] te hebben en dat deze niet op [gedaagde] kan worden verhaald. [gedaagde] heeft ten aanzien van betalingen vanwege de verkoop van de onderneming gesteld dat deze zijn gestopt vanwege het beslag op de voorraad.
4.25.
Gezien het voorgaande acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk dat [gedaagde] - als natuurlijk persoon - een beperkte draagkracht heeft. Bovendien is de complexiteit van de zaak gering. De grondslag van de vorderingen is beperkt en de dagvaarding is nagenoeg gelijkluidend aan het eerder ingediende beslagrekest. CLD c.s. is ook pas tijdens de mondelinge behandeling ingegaan op de verweren van [gedaagde] . De voorzieningenrechter acht, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van deze zaak [9] , toepassing van het Indicatietarief [10] voor een zeer eenvoudige IE-zaak billijk, redelijk en evenredig. Dit betekent dat het liquidatietarief zal worden toegepast. De voorzieningenrechter zal het tarief toewijzen voor een eenvoudig kort geding in handelszaken. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van CLD c.s. als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
104,02
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
697,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.477,02
4.26.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op [11] . Deze rechtspraak moet zo worden begrepen dat een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover omvat. Daarbij geldt dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan de in voorkomend geval noodzakelijke betekening van de uitspraak is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Voor afzonderlijke vermelding van de nakosten en de wettelijke rente daarover in de proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen aanleiding.
Termijn artikel 1019i Rv
4.35.
De voorzieningenrechter zal de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv ambtshalve bepalen op zes maanden na de datum van dit vonnis.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat CLD c.s inzage krijgt in de door de deurwaarder op 2 december 2022 gemaakte kopieën van de fysieke documenten behorende tot de inbeslaggenomen administratie van [gedaagde] , alsmede in de digitale kopieën van de digitale administratie van [gedaagde] , die zich thans bevinden in bewaring bij DigiJuris B.V. en die te relateren zijn aan de onder 2.3 bedoelde merken,
5.2.
bepaalt dat CLD c.s. inzage krijgt in digitale bestanden die zich bevinden op een externe server die [gedaagde] in de afgelopen vijf jaar heeft gebruikt, die behoren tot de administratie van de onderneming van [gedaagde] en die te relateren zijn aan de onder 2.3 bedoelde merken,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, voor zover zij daarover beschikt of kan beschikken, aan CLD c.s. de wachtwoorden, inlogcodes en overige informatie te verstrekken om toegang te krijgen tot digitale bestanden die zich bevinden op een externe server die [gedaagde] in de afgelopen vijf jaar heeft gebruikt, die behoren tot de administratie van de onderneming van [gedaagde] en die te relateren zijn aan de onder 2.3 bedoelde merken,
5.4.
bepaalt dat CLD c.s. de mogelijkheid heeft om de inbeslaggenomen producten voorzien van de onder 2.3 bedoelde merken die zich thans in bewaring bevinden bij
Roessen & Roessen Opslag B.V. te kunnen onderzoeken met betrekking tot de in deze producten verwerkte ingrediënten, alsmede met betrekking tot bewerkingen van de verpakkingen waarin deze producten zich bevinden, zoals een kartonnen doos/tube/fles (al dan niet van glas, metaal of een ander materiaal),
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van CLD c.s. tot dit vonnis begroot op € 1.477,02, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.8.
bepaalt de termijn als bedoeld in 1019i Rv op zes maanden na de datum van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.J. Visser en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.

Voetnoten

1.Europese Economische Ruimte
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.HR 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2834 (Synthon/Astellas), HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3304 (AIB/Novisem)
4.HvJ 8 april 2003, C-244/00, ECLI:EU:C:2003:204 (Van Doren/Lifestyle)
5.HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942 (Sporttrading/Converse)
6.De voorzieningenrechter beschikt niet over een - mogelijk - opgemaakt gedetailleerd proces-verbaal van de deurwaarder zoals bedoeld in nr. 3.20 onder 2) van de beschikking van 25 november 2022.
7.Zie de vordering onder 1, na “alsmede”
8.HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9958 (Molenbeek)
9.HvJ 28 april 2022, C-531/20, ECLI:EU:C:2022:316 (NovaText), HvJ 28 april 2022, C‑559/20, ECLI:EU:C:2022:317 (Koch Media) en de daarin genoemde rechtspraak
10.Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017
11.vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, rov. 3.5; HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:335, rov. 3.2