ECLI:NL:RBDHA:2023:4162
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake bestuurlijke dwangsommen in asielzaken
In deze zaak heeft eiseres op 17 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar opvolgende asielaanvraag van 11 december 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 december 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiseres heeft desondanks haar beroep gehandhaafd, met de vraag of er bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiseres geen procesbelang meer heeft voor het deel van het beroep dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Eiseres heeft haar beroep willen handhaven voor zover het gaat om de conclusie van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De rechtbank stelt vast dat de Tijdelijke wet de mogelijkheid tot het verbeuren van een bestuurlijke dwangsom in asielzaken uitsluit. De Afdeling heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht.
Aangezien de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiseres met het beroep niet bereiken wat zij wil, waardoor ook in zoverre het procesbelang ontbreekt. De rechtbank verklaart het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Wel wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, omdat eiseres het recht had om beroep in te stellen wegens het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.