ECLI:NL:RBDHA:2023:4233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen terugkeerbesluit van vreemdeling zonder rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren op 17 augustus 1977 en van Oezbeekse nationaliteit, had tegen het besluit van 3 augustus 2022 beroep ingesteld, waarin hem werd opgedragen de Europese Unie binnen vier weken te verlaten. Tijdens de zitting op 23 februari 2023 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. Eiser had aanvullende beroepsgronden ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldoende onderbouwd waren.
De rechtbank overwoog dat het terugkeerbesluit rechtmatig was opgelegd, omdat eiser geen rechtmatig verblijf had in Nederland en ook geen asielaanvraag had ingediend op het moment van het besluit. Eiser had weliswaar aangevoerd dat hij bescherming nodig had op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar de rechtbank stelde vast dat deze argumenten niet konden leiden tot de conclusie dat het terugkeerbesluit onrechtmatig was. De rechtbank benadrukte dat de rechtsgevolgen van een terugkeerbesluit van rechtswege worden geschorst bij het indienen van een asielaanvraag, maar dat dit in dit geval niet aan de orde was, aangezien eiser geen aanvraag had ingediend.
Tot slot werd opgemerkt dat eiser ter zitting een nieuwe beroepsgrond aanvoerde, namelijk dat hij onder de tijdelijke bescherming van Oekraïners viel. De rechtbank verwierp deze grond omdat deze niet tijdig was aangevoerd en in strijd was met de goede procesorde. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.