Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1], eiseres, V-nummer: [nummer]
[naam 2]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres op 15 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, die op 2 februari 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 maart 2023 de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. Dit is in overeenstemming met artikel 6:20, derde lid, van de Awb, dat stelt dat als het bestuursorgaan aan de indiener van het beroep is tegemoetgekomen, er geen procesbelang meer is.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris veroordeeld moet worden in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt. Dit is mogelijk, zelfs als het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, wanneer het bestuursorgaan tijdens het beroep alsnog een besluit heeft genomen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast omdat de zaak uitsluitend betrekking had op het niet tijdig beslissen.