ECLI:NL:RBDHA:2023:4253
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Willems - Keekstra
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening en termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Syrische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden van beroep door de gemachtigde van eiser buiten de door de rechtbank gestelde termijn zijn ingediend. De rechtbank heeft de gemachtigde eerder gewezen op het verzuim en de termijn om dit te herstellen. Ondanks dat de gemachtigde heeft aangegeven dat de gronden per post zijn verzonden, heeft de rechtbank geen bewijs ontvangen dat deze gronden tijdig zijn ingediend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om een uitzondering te maken op de regel dat een termijnoverschrijding leidt tot niet-ontvankelijkheid. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2022 is hierbij als precedent gebruikt. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is verklaard, zonder dat er een inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsvond. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.