ECLI:NL:RBDHA:2023:4290
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen en verzoek om voorlopige voorziening na overlijden eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de eiser, die inmiddels is overleden, beroep had ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank moest beoordelen of er nog procesbelang bestond na het overlijden van de eiser. De eiser had eerder een verblijfsvergunning aangevraagd, die door de staatssecretaris was ingetrokken. Na het overlijden van de eiser op 18 december 2022, heeft zijn echtgenote aangegeven de procedures te willen voortzetten. De rechtbank heeft op 17 januari 2023 de beroepen behandeld, waarbij de gemachtigde van de eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat het procesbelang van de eiser, dat gericht was op de intrekking van de verblijfsvergunning en de afwijzing van de verlenging, niet meer kan worden gerealiseerd door het overlijden van de eiser. De rechtbank stelt vast dat het belang van de vergoeding van proceskosten, zoals door de gemachtigde van de eiser is aangevoerd, niet voldoende is om een inhoudelijke beoordeling van de beroepen te rechtvaardigen. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang meer is. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep.
De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de zaak afgesloten.