4.1.Voor zover eiser betoogt dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser dat niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft sinds 2013 niet meer op hetzelfde adres ingeschreven gestaan als zijn dochter. Daarnaast heeft eiser met geen enkel stuk onderbouwd waarom geen contact tussen hem en zijn dochter mogelijk was tijdens zijn verblijf in Turkije.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat de moeder de omgang frustreert. Niet is gebleken dat eiser daadwerkelijk de omgang met zijn dochter tot stand probeert te laten komen. Dat eiser via zijn advocaat heeft geprobeerd om in contact te komen met zijn dochter, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Verder is de stelling van eiser dat hij heeft geprobeerd via familieleden in contact te komen met zijn dochter niet nader onderbouwd. Tot slot is het overleggen van een ouderschapsplan, zonder daar uitvoering aan te geven onvoldoende om te spreken van daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken.
5. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ook op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen hem en zijn dochter een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat zijn dochter gedwongen wordt het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als aan eiser verblijfsrecht wordt geweigerd. Daartoe heeft verweerder terecht van belang geacht dat de dochter van eiser bij haar moeder in Nederland verblijft en dat de primaire en daadwerkelijke zorg en opvoeding voor eisers dochter bij haar moeder ligt. Hoewel eiser in beroep stelt dat zijn dochter in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat van een zodanige afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn dochter wel sprake is, motiveert en onderbouwt hij deze stelling niet nader. Verweerder heeft de aanvraag op grond van het Chavez-Vilchez arrestdan ook terecht afgewezen.
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. De rechtbank benadrukt dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftprocedure. Gelet hierop heeft de hoogste bestuursrechter overwogen dat een bestuursorgaan slechts van het horen mag afzien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden.Eiser heeft aangegeven geen bewijs te hebben en probeert contact op te nemen met zijn dochter via familieleden. Hij heeft tot op heden op geen enkele wijze aangetoond dat er een poging is gedaan. Verder is in de aanvraagfase de mogelijkheid geboden om ontbrekende informatie over te leggen. Dit heeft eiser nagelaten. Gelet op het bovenstaande, op de motivering van het primaire besluit en de gronden in het bezwaarschrift, is in dit geval aan deze maatstaaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
7. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.