Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1969 en heeft de Ghanese nationaliteit. Eiser heeft lymfeklierkanker en heeft daarom de aanvraag ingediend. Het BMAheeft op verzoek van verweerder op 4 november 2021 een advies uitgebracht.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan de afwijzing van dit verzoek het BMA-advies ten grondslag gelegd. In het BMA-advies staat dat eiser matelcellymfoomheeft. Bij het uitblijven van de behandeling valt een medische noodsituatie te verwachten, maar in het land van herkomst is de noodzakelijke behandeling aanwezig en toegankelijk. Hoewel in Nederland het middel ibrutinib wel aanwezig is en in Ghana niet, is in Ghana een alternatief beschikbaar. Verder heeft verweerder overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg in het land van herkomst niet voor hem toegankelijk is.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiser zijn de medicijnen die in Ghana beschikbaar geen goed alternatief, zodat een medische noodsituatie zal ontstaan. Zelfs indien het alternatieve medicijn wel volstaat, dan zal de noodzakelijke medische behandeling in Ghana voor hem feitelijk niet toegankelijk zijn. In dit verband heeft hij aangevoerd dat hij die behandeling, ook met behulp van zijn familieleden, niet kan betalen en dat hij zich gezien zijn medische toestand niet kan verzekeren via een publieke of private verzekeraar. Evenmin is hij in staat zelf voldoende te verdienen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser meerdere stukken overgelegd waaruit blijkt hoeveel de behandeling kost en een inzicht gegeven in de financiële situatie van zijn zus. Verder voert hij aan dat het BMA een inschatting moet geven van de exacte kosten. Tot slot is de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uit het BMA-advies volgt dat bij uitblijven van de behandeling een medische noodsituatie te verwachten is, maar dat in het land van herkomst een alternatieve behandeling aanwezig is.
5. Een advies van het BMA is volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechtereen deskundigenbericht aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Daartoe dient het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze te zijn opgesteld. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies.
6. Het is de rechtbank niet gebleken dat het BMA advies niet op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Verweerder mocht daarom bij de besluitvorming in beginsel van de juistheid van het advies uitgaan. Eiser heeft tot op heden geen contra-expertise overgelegd waaruit is gebleken dat alternatief medicijn niet werkt.
7. Nu uit het BMA-advies blijkt dat de benodigde behandeling voor eiser aanwezig is in Ghana, dient eiser aannemelijk te maken dat deze zorg voor hem feitelijk niet toegankelijk is. De vraag die partijen verdeeld houdt is of eiser in Ghana daadwerkelijk toegang heeft tot de behandeling, gezien de kosten daarvan en de economische situatie van zijn zus.
8. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechterblijkt dat de Afdeling uit het arrest Paposhvili heeft afgeleid dat het EHRM benadrukt dat de drempel onverminderd hoog blijft voor een beroep op artikel 3 van het EVRM in zaken die gaan over het uitzetten van ernstig zieke vreemdelingen. Daarnaast heeft de Afdeling uit het arrest afgeleid dat het aan een vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt. Als de vreemdeling dit bewijs heeft geleverd, mede in relatie tot de feitelijke toegankelijkheid tot de voor hem noodzakelijke medische behandeling, is het daarna aan de nationale autoriteiten van de uitzettende staat om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen. Dit betekent dat de vreemdeling moet aantonen wat de kosten zijn van de voor hem noodzakelijke behandeling in het land van herkomst. Verder moet de vreemdeling, als hij stelt dat deze behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, dat aannemelijk maken.
9. De rechtbank is van oordeel dat hoewel eiser zeker het een en ander heeft overgelegd ten aanzien van de ontoegankelijkheid, de rechtbank met verweerder constateert dat dit voor nu te weinig is. Uit de overgelegde stukken blijkt niet welke behandeling bij precies zal moeten ondergaan in Ghana, zodat geen berekening kan worden gemaakt van de te verwachten financiële last die dit zal opleveren. Ook is onvoldoende onderbouwd dat hij niet over voldoende middelen kan beschikken, bijvoorbeeld doordat hij – naast zijn zus – mogelijk aanspraak kan maken op hulp van anderen, zoals bijvoorbeeld hulporganisaties.
10. De rechtbank benadrukt dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftprocedure. Gelet hierop heeft de hoogste bestuursrechter overwogen dat een bestuursorgaan slechts van het horen mag afzien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden.Hoewel eiser pas ter zitting heeft betoogd dat de hoorplicht is geschonden, passeert de rechtbank het verweer van verweerder dat sprake zou zijn van strijd met de goede procesorde, nu verweerder – na gelegenheid te zijn geboden zich op het betoog te beraden – per omgaande een standpunt heeft kunnen innemen. Kennelijk was ook deze beroepsgrond door verweerder voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernstige ziekte van eiser in combinatie met hetgeen in bezwaar reeds was aangevoerd niet worden volgehouden dat sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. Het had dan ook in de rede gelegen om hem te horen en te bespreken op welke wijze hij zijn situatie inzichtelijk kan maken. Het beroep van eiser is daarom gegrond.
5. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, Verweerder moet namelijk eiser nog horen en een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiser. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Het toepassen van de bestuurlijke lus zal geen efficiënte(re) afdoening van het geschil opleveren. Verweerder zal daarom binnen 6 weken een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank aldus op grond van het Bpbvoor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit.