ECLI:NL:RBDHA:2023:4593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
AWB 20-5543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregel

Op 3 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker van Irakese nationaliteit en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel die aan de verzoeker was opgelegd. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hij op 3 april 2020 was geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en een maatregel van beperking van de vrijheid van beweging was opgelegd. Deze besluiten zijn geregistreerd onder de zaaknummers AWB 20/3304 en NL20.8362.

In het verzoekschrift van 9 juli 2020 vroeg de verzoeker de voorzieningenrechter om de vrijheidsbeperkende maatregel te schorsen in afwachting van de beslissing op de beroepen. De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, aangezien de beroepen met de eerder genoemde zaaknummers bij uitspraak van heden ongegrond zijn verklaard, was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier mr. L.B. Bartels-van Goor, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5543

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2023 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

van Irakese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (hierna: HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij afzonderlijk besluit van 3 april 2020 (het bestreden besluit 2) heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan verzoeker de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Verzoeker heeft tegen de beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is geregistreerd onder zaaknummer AWB 20/3304. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is geregistreerd onder zaaknummer NL20.8362. Op deze beroepen zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.
Bij verzoekschrift van 9 juli 2020 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de vrijheidsbeperkende maatregel wordt geschorst in afwachting van de beslissing van de beroepen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Aangezien de beroepen met zaaknummers AWB 20/3304 en NL20.8362 bij uitspraak van heden ongegrond zijn verklaard, bestaat er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.B. Bartels-van Goor, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.