Op 3 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker van Irakese nationaliteit en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel die aan de verzoeker was opgelegd. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen twee besluiten van de COa, waarbij hij op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 in een Handhaving- en Toezichtlocatie te Hoogeveen was geplaatst en een maatregel van beperking van de vrijheid van beweging was opgelegd.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, aangezien de beroepen tegen de eerdergenoemde besluiten bij uitspraak van heden ongegrond zijn verklaard, was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.