ECLI:NL:RBDHA:2023:4596

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
AWB 20/6735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregel

Op 3 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker van Irakese nationaliteit en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel die aan de verzoeker was opgelegd. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen twee besluiten van de COa, waarbij hij op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 in een Handhaving- en Toezichtlocatie te Hoogeveen was geplaatst en een maatregel van beperking van de vrijheid van beweging was opgelegd.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, aangezien de beroepen tegen de eerdergenoemde besluiten bij uitspraak van heden ongegrond zijn verklaard, was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6735

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2023 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

van Irakese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om verzoeker met ingang van 5 juni 2020 op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder
h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 8 juni 2020 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan verzoeker de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, zoals bedoeld in
artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna:
de vrijheidsbeperkende maatregel).
Verzoeker heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is geregistreerd onder zaaknummer AWB 20/4696. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is geregistreerd onder zaaknummer NL20.12203. Op deze beroepen zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.
Bij verzoekschrift van 31 augustus 2020 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de vrijheidsbeperkende maatregel wordt geschorst in afwachting van de beslissing van de beroepen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Aangezien de beroepen met zaaknummer AWB 20/4696 en NL20.12203 bij uitspraak van heden ongegrond zijn verklaard, bestaat er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.B. Bartels-van Goor, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.