ECLI:NL:RBDHA:2023:469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
NL23.341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de beoordeling van detentiegeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, een Poolse nationaliteit, is op 4 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 11 januari 2023 behandeld in Breda, waarbij eiser, zijn gemachtigde en een tolk aanwezig waren. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist door eiser. Eiser heeft aangevoerd dat een lichter middel, zoals een meldplicht, mogelijkerwijs voldoende zou zijn geweest, gezien zijn langdurige verblijf in Nederland en zijn vaste woonadres. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende heeft aangetoond dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat, en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat hij niet detentiegeschikt is vanwege een eerdere epileptische aanval. De rechtbank stelt vast dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen dat hij detentieongeschikt is. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de medische zorg in detentie niet toereikend is en dat eiser in staat is om de detentie op verantwoorde wijze te ondergaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.341

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2023 op zitting behandeld in Breda. Met een beeldverbinding hebben deelgenomen eiser, zijn gemachtigde en de tolk A.I. Fawzy-Polac. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Poolse nationaliteit.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat deze nodig is in het belang van de openbare orde, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [1] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
 3
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
 3
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
 3
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
 3
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
 4
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
 4
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de zware en lichte gronden feitelijk juist en voldoende toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag mogen worden gelegd.
Lichter middel
4. Eiser voert aan dat verweerder met een lichter middel had kunnen volstaan, door bijvoorbeeld een meldplicht op te leggen. Eiser verblijft al twintig jaar in Nederland en heeft altijd arbeid verricht. Verder heeft eiser een vast woon-/ verblijfadres bij een vriend.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden was een lichter middel aan eiser op te leggen. Verweerder heeft dat voldoende toegelicht. Bij eiser bestaat namelijk een risico op onttrekking aan het toezicht en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat een lichter middel doeltreffender was geweest. Verweerder heeft bovendien bij besluit van 31 oktober 2022, aan eiser uitgereikt op 15 november 2022, vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en om die reden bepaald dat hij Nederland binnen een maand dient te verlaten. Eiser heeft geen gevolg gegeven aan dit besluit.
Detentiegeschiktheid
6. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of eiser detentiegeschikt was. Eiser heeft namelijk een epileptische aanval gehad en is daarvoor opgenomen geweest in het ziekenhuis.
7. De rechtbank stelt voorop dat het volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [3] aan de vreemdeling is om aan te tonen dat hij detentieongeschikt is. [4] Daarvan is pas sprake indien vaststaat dat de in detentie beschikbare medische zorg in het geval van de vreemdeling niet toereikend is. Ook kan sprake zijn van detentieongeschiktheid indien is aangetoond dat de vreemdeling niet in staat is de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan of wanneer zijn psychische omstandigheden in detentie door gebrek aan medische zorg verslechteren.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat niet is gebleken dat eiser niet detentieongeschikt is. Eiser heeft weliswaar een epileptische aanval gehad, maar dat betekent nog niet dat hij detentieongeschikt is. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat eiser na onderzoek in het ziekenhuis op dezelfde avond is teruggekeerd naar het Detentiecentrum Rotterdam. Hij is overgeplaatst naar een andere afdeling en is onder de aandacht van de medische dienst. Verder is niet gebleken dat de zorgverlening in detentie niet voldoet, dat eiser de detentie niet op verantwoorde wijze kan ondergaan, of dat zijn gezondheid in detentie is verslechterd. De beroepsgrond treft geen doel.
Ambtshalve toets [5]
9. Ook ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1162.
5.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.