ECLI:NL:RBDHA:2023:475
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verbeurte van dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 11 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die hij op 18 juli 2021 had ingediend. De rechtbank Den Haag heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals vastgelegd in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw), is verstreken zonder dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, een besluit heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in gebreke is gebleven en dat het beroep van eiser gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 379,50, die verweerder ook moet vergoeden. De rechtbank benadrukt dat in asielzaken de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt en dat een termijn van acht weken voor het nemen van een besluit passend is.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser kan verzet aantekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.