ECLI:NL:RBDHA:2023:4820
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweigerde asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot gezinshereniging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische vluchteling, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had zijn aanvraag ingediend na een reis door verschillende landen, waaronder Turkije en Oostenrijk, en had zijn gezin in een vluchtelingenkamp bij de Turkse grens achtergelaten.
Tijdens de zitting op 31 maart 2023 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn situatie toegelicht. Hij voerde aan dat zijn gezin onder erbarmelijke omstandigheden leeft en dat er ernstige problemen zijn met gezinshereniging in Oostenrijk, vooral na de recente aardbevingen. De rechtbank heeft overwogen dat de Dublinverordening niet bedoeld is als een route voor gezinshereniging, maar dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag bij Oostenrijk ligt. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die aanleiding gaven om de aanvraag in Nederland te behandelen.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd benadrukt dat het aan de eiser is om in Oostenrijk zijn belangen te behartigen en een aanvraag voor gezinshereniging in te dienen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.