ECLI:NL:RBDHA:2023:4985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
NL23.5765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot veilig derde land; asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een man van Bengalese nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 2 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 maart 2023, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. T. Bruinsma, en de verweerder door drs. B.H. Wezeman.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser toegang kan krijgen tot Zuid-Afrika, dat als veilig derde land wordt beschouwd. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat Zuid-Afrika als veilig land werd aangemerkt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat hij niet kan terugkeren naar Zuid-Afrika, ondanks zijn beweringen dat hij in bewijsnood verkeert. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij serieuze pogingen heeft ondernomen om toegang te krijgen tot Zuid-Afrika.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 april 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5765

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. B.H. Wezeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Bengalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 16 december 1993. Hij heeft op 2 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 februari 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, Vw 2000.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 24 februari 2023 beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.5766, op 14 maart 2023 op zitting behandeld.Eiser is bij zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

Wat aan het bestreden besluit is voorafgegaan

2. Eiser heeft eerder - op 1 augustus 2019 - een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 18 juni 2021 is de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat Zuid-Afrika voor eiser een veilig derde land is. Volgens verweerder heeft eiser een band met Zuid-Afrika, omdat hij daar gedurende twee jaar heeft gewoond en gewerkt en in het bezit is geweest van een tijdelijke vergunning tot verblijf. Niet is gebleken dat eiser niet opnieuw tot Zuid-Afrika zal worden toegelaten. De email van de Zuid-Afrikaanse ambassade van 8 juli 2021 is onvoldoende duidelijk voor een ander oordeel. Het hiertegen ingediende beroep is door de rechtbank Den Haag bij uitspraak van 15 juli 2021 ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBDHA:2021:9061). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 23 augustus 2021 de uitspraak bevestigd (202104751/2/V1).
3. Op 2 maart 2022 heeft eiser opnieuw een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Eiser stelt dat hij kan aantonen dat hij niet wordt toegelaten tot Zuid-Afrika. Eiser overlegt daartoe een email van 23 februari 2022 van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), waarin staat vermeld dat er is ingezet op terugkeer naar Zuid-Afrika. Echter de ambassade van Zuid-Afrika heeft geen reisdocument afgegeven aan eiser, omdat eiser geen onderdaan is van Zuid-Afrika en zijn verblijfsvergunning is verlopen. Daarom heeft eiser geen recht om terug te keren naar Zuid-Afrika.
4. Verweerder heeft op 15 februari 2023 zijn voornemen uitgebracht de asielaanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond als bedoel in artikel 31, eerste lid, Vw 2000 juncto artikel 30b, eerste lid aanhef en onder g, Vw 2000. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2021 stelt verweerder zich op het standpunt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser toegang kan krijgen tot Zuid-Afrika. Het is dan aan eiser om het tegendeel aan te tonen. Daar is eiser niet in geslaagd. Uit de door eiser overgelegde email van DT&V van 23 februari 2022 is niet gebleken dat eiser geen toegang zal verkrijgen tot Zuid-Afrika dan wel dat eiser serieuze pogingen heeft ondernomen om toegang tot Zuid-Afrika te kunnen krijgen.
5. Eiser heeft zijn zienswijze gegeven op het voornemen. Eiser stelt dat hij in bewijsnood verkeert en alles heeft geprobeerd om aannemelijk te maken dat hij geen toegang krijgt tot Zuid-Afrika. Zijn voormalige gemachtigde heeft meerdere malen contact opgenomen met de Zuid-Afrikaanse ambassade. Eiser wijst in dit verband op de email van 8 juli 2021. Naast dat uit deze email blijkt dat hij niet zal worden toegelaten tot Zuid-Afrika blijkt hier volgens eiser ook uit dat hij geregistreerd staat omdat hij is uitgereisd met een vals paspoort. Eiser is tevens samen met zijn voormalige gemachtigde in persoon verschenen op de ambassade van Zuid-Afrika.
Voorts heeft eiser samengewerkt met DT&V om documenten uit Zuid-Afrika te krijgen waarmee hij terug kan keren. Dat heeft niet geresulteerd in afgifte van reisdocumenten. DT&V heeft contact opgenomen met de ambassade. Het is DT&V evenmin gelukt om reisdocumenten te verkrijgen. Eiser heeft geen recht terug te keren naar Zuid-Afrika.
Eiser wijst op emailwisseling tussen zijn gemachtigde en DT&V. De ambassade weigert reisdocumenten af te geven, omdat eiser geen onderdaan is van Zuid-Afrika en zijn verblijfsvergunningen zijn verlopen. Zijn paspoort in inmiddels verlopen. Hij kan dus ook geen visum aanvragen voor Zuid-Afrika. Eiser kan geen nieuw paspoort aanvragen bij de Bengalese autoriteiten want hij wordt gezocht.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder het voornemen gehandhaafd. Nu niet is gebleken dat eiser geen toegang kan verkrijgen tot Zuid-Afrika mag Zuid-Afrika worden tegengeworpen als veilig derde land. Verweerder heeft afgezien van een inhoudelijke beoordeling van eisers asielaanvraag.
7. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat namens hem in dat verband is aangevoerd, wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.

Oordeel van de rechtbank

8.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd onderbouwd waarom toegang tot Zuid-Afrika in beginsel mogelijk moet zijn voor eiser. Verweerder heeft in dit verband allereerst verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2021.De Afdeling heeft hierin de uitspraak van de rechtbank van 15 juli 2021 bevestigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit de overgelegde email van de Zuid-Afrikaanse ambassade van 8 juli 2021 weliswaar volgt dat hij op dat moment niet in het bezit is van een status of een verblijfsvergunning waarmee hij zal worden toegelaten, maar dat hieruit niet volg dat hij dit niet opnieuw zou kunnen verkrijgen. Eiser heeft zijn stelling dat hij niet in het bezit zal worden gesteld van een laissez-passer niet onderbouwd. Ook staat in de email van 8 juli 2021 niet dat hij vanwege het valse paspoort niet meer tot Zuid-Afrika wordt toegelaten.
Deze uitspraak van de Afdeling vormt het uitgangspunt bij de beoordeling van het beroep van eiseres.
8.2.
Het is vervolgens volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2019:128) aan eiser om aannemelijk te maken dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het land in zijn geval niet aanwezig zijn. Daarin is hij - anders dan eiser stelt - niet geslaagd.
Eisers stelling, dat hij geen toegang krijgt tot Zuid-Afrika, omdat hij daar geen verblijfsvergunning meer heeft slaagt niet nu de Afdeling hier reeds over heeft geoordeeld.
Wat betreft het verkrijgen van toegang tot het veilig derde land zal eiser aantoonbare serieuze pogingen moeten ondernemen. In dit verband heeft verweerder erop kunnen wijzen dat niet is gebleken dat eiser zelf een officiële aanvraag tot toegang tot Zuid-Afrika heeft ingediend, terwijl dat wel van hem had mogen worden verwacht. Voorts heeft verweerder erop kunnen wijzen dat uit de door eiser bij zijn zienswijze overgelegde e-mails van DT&V niet blijkt welke pogingen eiser zelf heeft ondernomen om toegang te verkrijgen tot Zuid-Afrika. Voorts kan uit de e-mails van DT&V niet afgeleid worden onder welke omstandigheden de gesprekken op de Zuid-Afrikaanse ambassade hebben plaatsgevonden, met wie er is gesproken, wat exact besproken is, laat staan dat eiser zelf alles in het werk heeft gesteld om terug te kunnen keren naar Zuid-Afrika. Dat uit de acties van DT&V blijkt dat eiser geen toegang zal kunnen krijgen tot Zuid-Afrika volgt evenmin uit de e-mails. Eiser is er dus niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij geen toegang zal krijgen tot Zuid-Afrika. Ook uit de omstandigheid dat eisers paspoort is verlopen, volgt niet zonder meer dat het niet meer mogelijk is om opnieuw toegang te krijgen tot Zuid-Afrika. Bovendien is ook niet vereist dat op voorhand vaststaat dat het derde land de vreemdeling toegang zal verschaffen. De rechtbank volgt eiser daarom ook niet in zijn standpunt dat hij in bewijsnood verkeert nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij alles in het werk heeft gesteld om toegang te krijgen tot Zuid-Afrika.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Op grond van het voorgaande heeft verweerder het standpunt kunnen innemen dat niet gebleken is dat eiser geen toegang zal kunnen verkrijgen tot Zuid-Afrika. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft voorts kunnen afzien van een inhoudelijke beoordeling van de asielmotieven.
9.2.
Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.