ECLI:NL:RBDHA:2023:5075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL22.1834
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het Chavez-verblijfsrecht in het bestuursrechtelijke kader met betrekking tot identiteit en nationaliteit van een asielzoeker

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 april 2023, is de zaak behandeld van een eiser die in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1976 in Mombasa, Kenia, heeft een asielaanvraag ingediend en stelt dat hij de Keniaanse, Somalische of Tanzaniaanse nationaliteit bezit. De staatssecretaris heeft in eerdere besluiten de identiteit en nationaliteit van de eiser ongeloofwaardig geacht en heeft zijn aanvraag voor een verblijfsdocument op basis van het arrest Chavez-Vilchez afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 16 maart 2023 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat de eiser zijn identiteit niet heeft aangetoond. De rechtbank is gebonden aan de feitenvaststelling door de civiele rechter, die in een eerdere beschikking de identiteit van de eiser heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met deze vaststelling. Echter, de nationaliteit van de eiser blijft onduidelijk, aangezien de civiele rechter hierover geen oordeel heeft geveld. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de eiser zijn nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij geen bewijs heeft overgelegd ter staving van zijn nationaliteit.

De rechtbank concludeert dat de eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een Chavez-verblijfsrecht, omdat hij zijn nationaliteit niet heeft kunnen aantonen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd en zorgvuldig heeft gehandeld in het bestreden besluit. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering met betrekking tot identiteit en nationaliteit in het kader van het vreemdelingenrecht en de toepassing van het Europese recht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1834

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij het besluit van 6 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder ambtshalve getoetst of eiser in aanmerking komt voor een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw, waaruit rechtmatig verblijf op grond van artikel 20 van het VWEU [2] blijkt.
Bij het besluit van 4 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1976 en de Keniaanse, ofwel de Somalische, ofwel de Tanzaniaanse nationaliteit te bezitten. Eiser is getrouwd met [naam echtgenote] en heeft vier minderjarige Nederlandse kinderen.
2. Op 26 maart 2019 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij besluit van 19 augustus 2019 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat hij België verantwoordelijk acht voor de behandeling van die aanvraag. Op 4 november 2019 is eiser alsnog toegelaten tot de nationale procedure. Op 12 maart 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [3] In dit besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig geacht. Dit besluit staat in rechte vast. [4] In diezelfde uitspraak blijkt dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie [5] mogelijk gevolgen heeft voor eisers verblijfsrecht in Nederland.
3. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder ambtshalve getoetst of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsdocument EU/EER op grond van het arrest Chavez-Vilchez. In het primaire besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor zo’n verblijfsdocument, omdat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. In het bestreden besluit handhaaft verweerder zijn standpunt.
4. Eiser voert in de beroepsgronden aan dat verweerder ten onrechte zijn identiteit en nationaliteit ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft ter onderbouwing een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 6 juli 2022 overgelegd, waaruit blijkt dat die rechtbank wel uit gaat van de juiste persoonsgegevens. Eiser meent dat ook deze rechtbank en zittingsplaats gebonden is aan dit oordeel. Verder heeft verweerder volgens eiser geen rekening gehouden met het feit dat eiser in bewijsnood verkeert en daardoor niet over documenten kan beschikken die zijn identiteit en nationaliteit onderbouwen. Ook heeft eiser een W-document ontvangen met de juiste persoonsgegevens. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte de bijzondere omstandigheden van eiser, te weten dat eiser is getrouwd en vier Nederlandse kinderen heeft, niet meegewogen in het besluit. Het besluit is volgens eiser dan ook onvoldoende zorgvuldig en gemotiveerd tot stand gekomen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Beoordelingskader
5. Uit het arrest Chavez-Vilchez volgt dat een derdelander-familielid van een Unieburger een afgeleid verblijfsrecht ontleent aan het verblijfsrecht dat een Unieburger van rechtswege heeft op grond van artikel 20 van het VWEU, [6] indien de weigering van verblijf aan de derdelander tot gevolg zou hebben dat de Unieburger gedwongen wordt het grondgebied van de Unie te verlaten. Door een gedwongen vertrek zou aan die Unieburger namelijk het effectieve genot worden ontzegd van de belangrijkste aan zijn status van Unieburger ontleende rechten, te weten verblijf in één van de lidstaten. Om die reden verzet artikel 20 van het VWEU zich in dat geval tegen het onthouden van een verblijfsrecht aan de derdelander. Dit is mogelijk aan de orde bij derdelander-ouders en van hen afhankelijke kinderen met de nationaliteit van een van de lidstaten van de Unie.
6. In paragraaf B10/2.2 van de Vc [7] staat aan welke voorwaarden een vreemdeling moet voldoen om van een Chavez-verblijfsrecht te kunnen spreken. Deze voorwaarden zijn:
a. de vreemdeling moet zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk maken door het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding of een geldige identiteitskaart. Als de vreemdeling hieraan niet kan voldoen, moet hij zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig aantonen met andere middelen;
b. de vreemdeling heeft een minderjarig kind (dat wil zeggen: beneden de achttien jaar) dat in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit;
c. de vreemdeling verricht al dan niet gezamenlijk met de andere ouder daadwerkelijke zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind; en
d. tussen de vreemdeling en het kind bestaat een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd.
7. In geschil is voorwaarde a van dit beleid. Volgens verweerder heeft eiser zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk gemaakt.
Identiteit
8. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat eiser zijn identiteit niet heeft aangetoond. Bij de beschikking van 6 juli 2022 heeft de civiele rechter bepaalt dat de juiste gegevens van eiser zijn
[naam], geboren op [geboortedatum] 1976, geboren in Mombasa, Kenia. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de civiele rechter onverlet laat dat verweerder van eiser mag verlangen dat hij zijn identiteit aantoont. Immers blijkt volgens verweerder niet op basis van welke informatie de civiele rechter deze inhoudelijke overweging heeft gemaakt. De rechtbank ziet echter geen andere mogelijkheid dan uit te gaan van de identiteit van eiser zoals die door de civiele rechter is vastgesteld. In algemene zin geldt dat de bestuursrechter gebonden is aan de feitenvaststelling door de civiele rechter. Hiermee wordt het hogere belang van het voorkomen van tegenstrijdige rechterlijke beslissingen gediend. Dit is anders indien de feitenvaststelling door de civiele rechter evident onjuist is of wanneer de bestuursrechter de meest gerede rechter is om de betreffende feiten vast te stellen. Volgens de rechtbank doen deze uitzonderingen zich niet voor. Niet is gebleken dat eisers identiteit niet is vastgesteld door de civiele rechter. Uit de beschikking volgt immers dat de persoonsgegevens van eiser zijn vastgesteld aan de hand van een kopie van een paspoort. Dat de kopie in deze procedure niet is overgelegd door eiser, doet niet af aan de juistheid van de beschikking. Evenmin kan worden geoordeeld dat de bestuursrechter, in plaats van de civiele rechter, de meest gerede rechter is om eisers identiteit vast te stellen omdat de civiele rechter, zoals ook uit de voornoemde beschikking van 6 juli 2022 blijkt, op grond van de wet gehouden was om zich uit te spreken over eisers identiteit alvorens een beslissing te kunnen nemen op het verzoek tot bepaling van gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kinderen.
Nationaliteit
9. Nu de identiteit van eiser aannemelijk wordt geacht, is nog in geschil of de nationaliteit van eiser ook aannemelijk moet worden geacht.
10. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat uit de beschikking van 6 juli 2022 niet blijkt dat de civiele rechter ook een oordeel velt over de nationaliteit van eiser. Uit de beschikking blijkt dat de civiele rechter de plaats van geboorte heeft vastgesteld als
Mombasa, te Kenia, maar niet dat is gebleken dat eiser ook de Keniaanse nationaliteit bezit, ofwel de Somalische, ofwel de Tanzaniaanse nationaliteit bezit. Vaststaat dat eiser in deze procedure geen andere documenten heeft overgelegd ter staving van zijn nationaliteit, zoals een paspoort of identiteitsbewijs. Eiser stelt dat hij geen documenten kan overleggen, omdat hij in bewijsnood verkeert. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser de gestelde bewijsnood niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verklaard dat hij zich gewend heeft tot de Tanzaniaanse en Keniaanse autoriteiten om identificerende documenten op te vragen. [8] Hij heeft echter nagelaten hiervan bewijs over te leggen. Ook heeft eiser niet op een andere manier onderbouwd dat hij daadwerkelijke inspanningen heeft verricht om documenten te verkrijgen ter staving van zijn nationaliteit.
11. De stelling van eiser dat moet worden uitgegaan van het W-document waarop de volgens hem juiste persoonsgegevens staan, volgt de rechtbank evenmin. Verweerder heeft hierover terecht opgemerkt dat de informatie op basis waarvan een W-document wordt afgegeven, is terug te herleiden naar een verklaring van eiser onder ede afgelegd bij de gemeente. Verweerder hoeft hier niet zonder meer vanuit te gaan. [9]
12. Gelet op voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser zijn nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Hiermee voldoet eiser dan ook niet aan de voorwaarden zoals opgenomen in paragraaf B10/2.2 van de Vc en komt hij niet in aanmerking voor een Chavez-verblijfsrecht.
Bijzondere omstandigheden
13. Eiser heeft verder aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan alsnog een Chavez-verblijfsrecht zou moeten worden afgegeven. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het enige gegeven dat eiser is getrouwd en vier Nederlandse kinderen heeft, niet per se leidt tot het toekennen van een Chavez-verblijfsrecht. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat eiser daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken verricht. Ook zijn er geen verdere omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat de kinderen dermate afhankelijk zijn van eiser dat zij gedwongen zullen worden het grondgebied van de Europese Unie te verlaten indien aan eiser geen verblijfsrecht wordt toegekend in Nederland. Eiser heeft dan ook onvoldoende onderbouwd waarom deze bijzondere omstandigheden moeten leiden tot afgifte van een Chavez-verblijfsrecht.
Conclusie
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende gemotiveerd en zorgvuldig het bestreden besluit heeft genomen. Het beroep is daarom ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.
3.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.NL21.3870 en bevestigd door de Afdeling 202102437/2/V1.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
6.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
7.Vreemdelingencirculaire 2000.
8.Pagina 11, rapport nader gehoor.
9.Zoals volgt uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 9 juli 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:8085.