ECLI:NL:RBDHA:2023:5142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL22.12054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod voor vreemdeling met terroristische veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Iraakse man geboren in 1985, had sinds 2011 een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Deze vergunning werd ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van een onherroepelijke veroordeling voor het medeplegen van voorbereiding van een terroristisch misdrijf en deelneming aan een organisatie met terroristisch oogmerk. Verzoeker is sinds november 2019 gedetineerd en heeft drie minderjarige kinderen. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op zijn bezwaar is beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De rechter oordeelde dat verzoeker gedetineerd is en dat de staatssecretaris niet tot uitzetting zal overgaan zolang de detentie voortduurt, met een verwachte einddatum op 24 oktober 2025. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen dreigende uitzetting op korte termijn was en dat een beroep op de SOB-regeling in november 2023 dit oordeel niet veranderde. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12054
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. Y. Özdemir),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd van verzoeker ingetrokken en tevens aan verzoeker een inreisverbod opgelegd voor de duur van twintig jaar.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Tevens heeft verzoeker de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, teneinde verweerder te verbieden om verzoeker uit te zetten, totdat op het bezwaar, beroep en hoger beroep is beslist.
De rechtbank heeft het verzoek op 6 april 2023 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Poyraz, kantoorgenoot en waarnemer van zijn gemachtigde. Een medewerker van verweerder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Na behandeling van de zaak op zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verzoeker is geboren op [geboortedag] 1985 en heeft de Iraakse nationaliteit. Verzoeker had sinds 2011 een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Verzoeker is bij vonnis [1] van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2021 veroordeeld voor het medeplegen van voorbereiding van een terroristisch misdrijf (het plegen van een terroristische aanslag in Nederland) én voor het medeplegen van deelneming aan een organisatie met terroristisch oogmerk (IS). Vanwege deze strafbare feiten is zes jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een gedragsbeïnvloedende maatregel aan verzoeker opgelegd. Dit vonnis is op 17 september 2021 onherroepelijk geworden en de strafrechtelijke veroordeling van verzoeker staat daarmee in rechte vast. Verzoeker is sinds november 2019 gedetineerd. Met zijn ex-partner heeft verzoeker drie minderjarige kinderen.
2. Verweerder heeft de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd van verzoeker vanaf 11 september 2020 ingetrokken, omdat verzoeker vanwege de onherroepelijke veroordeling voor terroristische misdrijven een gevaar voor de openbare orde en nationale veiligheid vormt, zoals bedoeld in artikel 22, tweede lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Vanwege deze onherroepelijke veroordeling heeft verweerder ook geconcludeerd dat verzoeker een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt, zoals bedoeld in vaste rechtspraak [2] van het Hof van Justitie. Om deze reden heeft verweerder ook een zwaar inreisverbod voor de duur van twintig jaar aan verzoeker opgelegd.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter alleen een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van een spoedeisend belang in dit geval geen sprake. Redengevend daarvoor is dat verzoeker gedetineerd is en verweerder zolang de detentie voortduurt, niet tot uitzetting zal overgaan. De einddatum van de detentie is volgens verweerder 24 oktober 2025. Verzoeker heeft dit niet weersproken. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat in de gegeven omstandigheden daarom geen sprake is van een dreigende uitzetting op korte termijn. Een beroep op eventuele toepassing van de SOB-regeling [3] in november 2023, dus over meer dan een half jaar, maakt dit oordeel niet anders. Gelet op het voorgaande is van een spoedeisend belang geen sprake en het verzoek om voorlopige voorziening dient daarom te worden afgewezen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023 door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, van 29 juni 2021, parketnummer 10/960142-19, ECLI:NL:RBROT:2021:6294.
2.Zie de uitspraak
3.Strafonderbreking voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf.