ECLI:NL:RBDHA:2023:5142
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod voor vreemdeling met terroristische veroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Iraakse man geboren in 1985, had sinds 2011 een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Deze vergunning werd ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van een onherroepelijke veroordeling voor het medeplegen van voorbereiding van een terroristisch misdrijf en deelneming aan een organisatie met terroristisch oogmerk. Verzoeker is sinds november 2019 gedetineerd en heeft drie minderjarige kinderen. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op zijn bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De rechter oordeelde dat verzoeker gedetineerd is en dat de staatssecretaris niet tot uitzetting zal overgaan zolang de detentie voortduurt, met een verwachte einddatum op 24 oktober 2025. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen dreigende uitzetting op korte termijn was en dat een beroep op de SOB-regeling in november 2023 dit oordeel niet veranderde. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.