In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inreisverbod van tien jaar dat aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling, was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser was eerder veroordeeld tot veertig maanden gevangenisstraf voor het opzettelijk vervoeren van ongeveer 14 kilogram heroïne, wat een ernstig drugsdelict betreft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het inreisverbod terecht was opgelegd, omdat eiser een actueel gevaar voor de openbare orde vormt. Eiser had geen geldige verblijfsvergunning en had nooit een procedure voor verblijfsrecht gevolgd. Tijdens de zitting heeft eiser verklaard 'helemaal klaar' te zijn met Nederland, wat door de verweerder werd geïnterpreteerd als een intentie om te vertrekken.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat hij ten onrechte als een gevaar voor de openbare orde was aangemerkt, verworpen. Eiser had aangevoerd dat zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende waren meegewogen en dat de hoogte van de straf niet zonder meer kon worden gekoppeld aan de ernst van het feit. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom het gedrag van eiser een actuele en ernstige bedreiging voor de samenleving vormde. De rechtbank benadrukte dat de betrokkenheid van eiser bij het delict en zijn recente aanhouding in Zwitserland met een vals identiteitsbewijs, de conclusie van de Staatssecretaris ondersteunden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde het inreisverbod, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, in aanwezigheid van griffier mr. H. Tchang.