ECLI:NL:RBDHA:2023:5168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL23.5378 en NL23.5380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en de verantwoordelijkheid van Italië onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, zijn eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. H. Meijerink, in beroep gegaan tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev. De bestreden besluiten, genomen op 21 februari 2023, betroffen de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke niet in behandeling zijn genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 21 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar eiser wel, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.

Eisers betogen dat Italië niet langer kan worden beschouwd als een veilige haven voor asielzoekers, verwijzend naar het AIDA-rapport van mei 2022 en berichten van het US Department of State. Deze documenten wijzen op ernstige tekortkomingen in de opvang en gezondheidszorg in Italië, wat de overdracht van eisers aan Italië problematisch maakt. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de opvangcapaciteit van Italië en dat de motivering voor het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen niet voldoet aan de zorgvuldigheidsnormen.

De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en geeft de Staatssecretaris de opdracht om binnen vier weken nieuwe besluiten te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 april 2023 en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.5378 en NL23.5380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2], eisers V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

Bij besluiten van 21 februari 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de zaken NL23.5379 en NL23.5381, op 21 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Shamoun. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. In dit geval heeft verweerder een overnameverzoek naar Italië gestuurd. Italië heeft hier niet op tijd op gereageerd, waardoor er een fictief akkoord is ontstaan en Italië als verantwoordelijke lidstaat wordt aangemerkt.
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
2. Eisers stellen dat ten aanzien van Italië niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers verwijzen daarvoor in de eerste plaats naar het AIDA rapport van mei 2022 en de berichten van het US Department of State van 12 april 2022. Uit deze informatie blijkt dat er grote problemen zijn met onder meer de opvang en gezondheidszorg in Italië. Deze problemen bestaan al lange tijd. De Italiaanse autoriteiten zijn niet in staat de problemen op te lossen of willen de problemen niet opleggen. Een bevestiging van het niet kunnen of willen oplossen van problemen is de opschorting van overdrachten. Eisers verwijzen daarvoor naar de circular letter van 5 december 2022. Eisers kunnen niet worden overgedragen aan Italië, omdat zij daar geen opvang zullen krijgen. Italië is niet in staat om te voorzien in de meest elementaire behoeften, namelijk, woonruimte. Daarbij wordt verwezen naar twee uitspraken van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle3 en rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch4. Deze zittingsplaatsen hebben geoordeeld dat verweerder onder genoemde omstandigheden niet onverkort en zonder nadere motivering kan stellen dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
3. De rechtbank stelt voorop dat het laatste bericht van de Italiaanse autoriteiten dateert van 7 februari 2023. Daarin is hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat de overdracht wordt opgeschort tot de tweede week van februari. Na dit laatste bericht heeft verweerder geen nieuwe informatie ontvangen. Er is nog altijd geen duidelijkheid over de reden voor opschorting of wanneer de overdrachten weer hervat kunnen worden. De rechtbank is daarom van oordeel dat, omdat vaststaat dat Italië als ontvangende lidstaat geen opvang biedt, het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag en het overdrachtsbesluit niet gedragen kunnen worden door de motivering die daaraan ten grondslag is gelegd in het bestreden besluit. Verweerder had onderzoek moeten doen naar de feiten en
omstandigheden op grond waarvan Italië zijn opvangverplichtingen niet nakomt en de al dan niet tijdelijkheid daarvan. Het bestreden besluit is dan ook genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsvereiste. De rechtbank verwijst daarbij naar eerdere uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht over Dublin-Italië.5 De beroepsgrond slaagt.
4. Gezien het vorenstaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
Conclusie
5. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder onderzoek moet doen en het op dit moment onduidelijk is hoe lang dit zal duren en het onzeker is wanneer dat kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
5 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 13 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:225, van 22 februari 2023; NL23.932 en van 16 maart 2023; NL23.4252.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.