ECLI:NL:RBDHA:2023:5277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
NL22.15374
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan op basis van seksuele gerichtheid en problemen met genootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag als ongegrond beschouwde. De eiser, geboren in 1992, heeft aangevoerd dat hij is gevlucht uit Nigeria vanwege problemen met de Ogboni stam en vanwege zijn seksuele gerichtheid. Tijdens de zitting op 5 januari 2023 heeft de eiser zijn verhaal toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas niet voldoende was onderbouwd.

De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen. De verklaringen over zijn ervaringen en gevoelens waren te vaag en inconsistent. Ook de problemen met de Ogboni gemeenschap werden als ongeloofwaardig beoordeeld, omdat de eiser niet voldoende concrete details kon geven over zijn situatie en de redenen waarom hij niet bij zijn vader woonde. De rechtbank vond het ongerijmd dat de eiser kennis had van inwijdingsrituelen, terwijl hij niet tot het genootschap was toegetreden.

Daarnaast werd de geloofwaardigheid van de problemen met de mensenhandelaar, waar de eiser naar verwees, als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.15374
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Saakjan),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. V. Ilic).

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Daudu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1992. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is gevlucht uit Nigeria vanwege problemen met de stam Ogboni. Hij moest tot deze stam toetreden, maar dat wilde hij niet. Ze hadden hem opgesloten. Hij is toen gevlucht, maar heeft in zijn vlucht een man gedood. Daarnaast is eiser gevlucht omdat hij is betrapt terwijl hij seks had met een man. Verder is eiser toen hij een tijdje in Italië verbleef slachtoffer geweest van mensenhandel, door mensenhandelaar [A] .
Standpunt verweerder
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- De identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Seksuele gerichtheid en de daar uit voortvloeiende problemen;
- Problemen met het Ogboni genootschap;
- Problemen met [A] .
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het eerste element geloofwaardig moet worden geacht, maar de andere drie elementen ongeloofwaardig zijn.
3. Met betrekking tot het element over eisers seksuele gerichtheid, stelt verweerder dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij ontdekte dat hij ook op mannen viel en wat dat met hem deed. Eiser blijft steken in vage verklaringen. Ook heeft hij onvoldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke beleving en eigen ervaringen rondom zijn biseksuele geaardheid. Gelet op zijn leeftijd mag op dit punt meer van eiser verwacht worden. Verder heeft eiser onvoldoende inzicht gegeven in zijn relatie met een docent. Hij heeft hier weinig details over kunnen geven, zoals de naam van de docent, hoe oud eiser was toen zij een relatie kregen en hoe lang hun relatie duurde. Uit het medisch rapport blijkt dat eiser geen exacte data kan geven, maar eiser heeft ook geen data bij benadering gegeven. Daarnaast heeft hij tegenstrijdig verklaard over of zijn docent dwang heeft gebruikt toen hij voor het eerst seks met hem had. Ook over de relatie met [B] heeft eiser summier verklaard. Dat eiser niet zou zijn geschoold kan hier geen verklaring voor zijn, aangezien eiser tot en met het eerste jaar van de middelbare school heeft gevolgd. Bovendien vindt verweerder het ongeloofwaardig dat eiser zo’n groot risico heeft genomen door seksuele handelingen te verrichten in een ruimte die niet op slot kon of waar geen deur in zat. Verder stelt verweerder dat eiser weinig kennis heeft van de LHBTI-gemeenschap in Nederland en dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het uiten van zijn seksuele gerichtheid in Nederland. Nu de geaardheid van eiser niet geloofwaardig is bevonden, doet dit bij voorbaat afbreuk aan de problemen die eiser door zijn seksuele geaardheid stelt te hebben gehad.
4. Met betrekking tot de problemen die eiser met de Ogboni gemeenschap stelt te hebben gehad, stelt verweerder dat eiser onvoldoende concreet over deze problemen heeft verklaard. Daarnaast heeft eiser inconsistent verklaard over waarom hij niet bij zijn vader woonde. Hij zegt enerzijds dat hij dit zelf niet wilde, en anderzijds dat zijn moeder dat niet wilde en hem daarom op jonge leeftijd bij zijn vader heeft weggehaald. Ook heeft eiser inconsistent verklaard over het moment dat mensen van de Ogboni gemeenschap hem kwamen halen. Verder is het ongerijmd dat eiser verhalen heeft gehoord over
inwijdingsrituelen, terwijl hij ook heeft verklaard dat de Ogboni deze verhalen alleen vertellen aan hun leden en dat hij niet tot het genootschap was toegetreden. Dat hij werd gezien als aspirant lid heeft hij niet verder onderbouwd. Daarnaast heeft eiser onvoldoende duidelijk gemaakt waarom hij geen documenten kon overleggen rondom de dood van zijn vader. Verder wordt het verhaal van eiser over zijn ontsnapping niet geloofwaardig geacht, omdat niet valt in te zien dat hij de bewaker met een stok moest slaan om weg te komen terwijl de bewaker sliep. De documenten die eiser heeft overgelegd onderbouwen zijn verhaal niet. The Nigerian Observer kan niet worden gezien als een objectieve en verifieerbare bron, waardoor aan het krantenartikel hiervan weinig waarde wordt gehecht. Het document van de Crown Law Firm is volgens onderzoek van Bureau Documenten niet bevoegd opgemaakt en afgegeven en het document van The Nigeria police station diary extract is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt. De verklaring van The Extract from crime diary komt niet overeen met de verklaring van eiser.
5. Met de betrekking tot de problemen die eiser met zijn mensenhandelaar verklaart te hebben gehad, stelt verweerder dat eiser summier heeft verklaard over wat voor werk hij voor [A] in Italië heeft verricht. Ook werpt verweerder tegen dat hij op de eerste dag van het nader gehoor niet heeft verklaard dat hij voor [A] vreest. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij al ruim drie jaar niets van [A] gehoord heeft. Hij zegt dat zijn zus wel door [A] wordt bedreigd, maar zijn zus weet niet zeker of dit [A] was.
Seksuele gerichtheid
6. Eiser voert aan dat het element over zijn seksuele gerichtheid wel geloofwaardig is. Verweerder had hem niet tegen mogen werpen dat hij onvoldoende heeft verklaard over hoe hij ontdekte dat hij op mannen viel en hoe zijn persoonlijke beleving en eigen ervaringen rondom zijn seksuele geaardheid waren. Eiser vindt het moeilijk om hierover te verklaren. Dit komt onder meer doordat eiser slechts basisonderwijs heeft gevolgd, en daarnaast geen verfijnd ontwikkeld persoon is die zich diepzinnig kan uitdrukken. Verweerder heeft dat miskend. Dat eiser zich niet goed diepzinnig kan uitdrukken is ook de reden dat hij niet uitgebreid heeft kunnen verklaren over zijn relatie met [B] . Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de jonge leeftijd (17 jaar oud) waarop eiser zijn geaardheid ontdekte en zijn eerste relatie heeft gehad. Uit rechtspraak volgt immers dat verweerder rekening moet houden met de leeftijd waarop iemand zijn geaardheid ontdekte. Eiser heeft hierbij gewezen op verschillende uitspraken. Door die jonge leeftijd is het moeilijk voor eiser om goed over die periode te kunnen verklaren. Bovendien verklaart dit ook waarom hij en [B] risicovol gedrag hebben laten zien. Dit kwam door jeugdige onbezonnenheid. Verder heeft verweerder niet tegen kunnen werpen dat eiser geen data van gebeurtenissen heeft kunnen benoemen. Uit het medisch rapport volgt immers dat hij geen exacte data kan benoemen. Eiser heeft ook niet tegenstrijdig verklaard over de eerste keer dat hij seks met zijn docent had en of hier dwang bij kwam kijken. Eiser heeft namelijk over twee gebeurtenissen verklaard. De eerste keer vond dwang plaats, maar de tweede keer niet. Verweerder heeft ook niet tegen mogen werpen dat eiser de naam van deze docent of de naam van de vrouw waar hij bij woonde, niet kende. Volgens de omgangsvormen in Nigeria moet eiser hen namelijk aanspreken met ‘sir’ en ‘mama’. Tot slot voert eiser aan dat verweerder hem niet heeft mogen tegenwerpen dat hij weinig kennis heeft van de LHBTI- gemeenschap in Nederland. Eiser heeft namelijk verklaard hoe dat komt.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij weinig heeft verklaard over hoe hij tot de ontdekking kwam dat hij op mannen viel, hoe het proces naar deze ontdekking was en wat dit persoonlijk met hem deed. Ook over zijn persoonlijke beleving en ervaringen rondom zijn seksualiteit na deze ontdekking, en mede hoe dit in verhouding stond tot zijn christelijke opvoeding, heeft eiser weinig verklaard. Hij heeft hierover met name algemene verklaringen afgelegd, zoals dat hij met een vrouw niet zo blij is als wanneer hij met een man samen is. Ook hebben zijn verklaringen met name betrekking op seksuele handelingen en niet op zijn gevoelens. Dit terwijl hier in het gehoor wel meerdere vragen over zijn gesteld. Dat verweerder dit niet aan eiser mocht tegenwerpen vanwege zijn jonge leeftijd ten tijde van de ontdekking volgt de rechtbank niet. De uitspraken waar eiser naar heeft verwezen gaan over vreemdelingen die hun geaardheid op jongere leeftijd dan eiser ontdekten, zoals 11 tot 14 jaar. Eiser was echter 17 jaar toen hij achter zijn geaardheid kwam. Hoewel dit nog steeds minderjarig is, is de rechtbank het met verweerder eens dat van iemand van deze leeftijd meer mag worden verwacht dan van iemand van 14 jaar. Bovendien heeft eiser ook weinig kunnen verklaren over de gevoelens
die hij op latere leeftijd bij zijn geaardheid had. Dat eiser weinig over zijn gevoelens en beleving kan verklaren omdat hij geen verfijnd en ontwikkeld persoon is die zich diepzinnig kan uitdrukken en omdat hij slechts basisonderwijs heeft gevolgd volgt de rechtbank ook niet. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook in dat geval verwacht mag worden dat eiser tot op zekere hoogte zijn gevoelens onder woorden kan brengen.
8. Verweerder heeft ook aan eiser mogen tegenwerpen dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn relatie met zijn docent. Zo heeft eiser niet de naam van deze docent genoemd, wanneer zij voor het eerst seks met elkaar hadden en hoe lang hun relatie heeft geduurd. Nu deze relatie zo belangrijk is geweest voor zijn ontdekking dat hij op mannen viel, mocht verweerder van eiser verwachten dat hij hier meer over kon verklaren. Dat uit het medische rapport van eiser volgt dat eiser geen exacte data kan benoemen maakt dit niet anders. Verweerder heeft immers niet van eiser verlangd dat hij exacte data kon geven, maar slechts data bij benadering. Ook hierin is hij niet geslaagd. Met de tegenwerping dat eiser de naam van deze docent niet kon noemen, heeft verweerder niet onvoldoende rekening gehouden met de culturele omgangsvormen in Nigeria. Ook als wordt aangenomen dat eiser hem altijd met ‘sir’ aansprak, bevreemdt het immers dat eiser de naam niet kent, nu de docent zo belangrijk voor hem was. Verder heeft verweerder eiser terecht tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de eerste keer dat hij seks had met zijn docent en over de dwang die de docent gebruikte om seks met hem te hebben. Enerzijds heeft eiser immers verklaard dat er geen sprake was van fysieke en agressieve dwang, maar anderzijds dat de docent hem heeft bedreigd met een mes en dat hij hem zou neersteken als hij zich zou blijven verzetten. Verweerder heeft terecht gesteld dat, anders dan eiser stelt, uit het gehoor niet blijkt dat eiser hier over twee verschillende gebeurtenissen heeft verklaard.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser weinig heeft verklaard over zijn relatie met [B] en wat hij zo leuk aan hem vond. Zo heeft eiser, nadat de vraag wat hij zo leuk vond aan [B] drie keer was gesteld, geantwoord dat [B] hem geld gaf en cadeaus voor hem kocht. Daarnaast heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser niet weet wanneer hij [B] ongeveer heeft ontmoet. Hieraan staat niet in de weg dat eiser geen verfijnd persoon is, weinig onderwijs heeft gevolgd en geen exacte data kan noemen. Zoals onder 7 en 8 al is overwogen, mag ook in die gevallen verwacht worden dat eiser over zijn gevoelens kan verklaren en bij benadering data kan geven.
10. Ook heeft verweerder eiser tegen mogen werpen dat hij weinig kennis heeft over de LHBTI-gemeenschap in Nederland. Uit werkinstructie 2019/17 volgt dat dit een factor is die meegewogen wordt bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de geaardheid van een vreemdeling. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiser hier weinig over heeft verklaard.
11. Verweerder heeft zich tot slot niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden vanwege zijn geaardheid niet geloofwaardig zijn. Hierbij is van belang dat het niet volgen van de seksuele geaardheid van eiser bij voorbaat afbreuk doet aan de gestelde ondervonden problemen hierdoor. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het bevreemdt dat eiser en [B] zo’n groot risico hebben genomen om seksuele handelingen te verrichten in een ruimte die niet op slot was of geen deur had, op een compound waar zich andere mensen bevonden.
Dat dit het gevolg is van jeugdige onbezonnenheid heeft verweerder niet hoeven volgen. Eiser was inmiddels al 19 jaar oud toen hij een relatie zou hebben gehad met [B] en dus niet meer minderjarig. Bovendien blijkt uit de verklaring van eiser dat hij en [B] het hebben gehad over het risico op betrapping. Eiser was zich dus bewust van de risico’s.
12. De rechtbank concludeert dat verweerder het element met betrekking tot de seksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met het Ogboni genootschap
13. Eiser betoogt dat verweerder de problemen met het Ogboni genootschap ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser vindt niet dat hij inconsistent heeft verklaard over waarom hij niet bij zijn vader woonde. Zowel hij als zijn moeder wilden immers niet dat hij tot het genootschap zou toetreden. Daarnaast heeft eiser niet inconsistent verklaard over of hij de mensen die hem meenamen herkende. Hij heeft hierbij namelijk over twee verschillende momenten verklaard; het moment dat hij werd meegenomen en het moment dat er bloed werd geprikt. Verder heeft verweerder ten onrechte overwogen dat niet duidelijk is waarom de Ogboni eiser als aspirant lid zagen. Eiser werd namelijk als opvolger van zijn vader gezien. Verweerder heeft ook onvoldoende gemotiveerd waarom het laten
vallen van de tegenwerping dat eiser tegenstrijdig zou hebben verklaard over het overnemen van de rol van zijn vader in het genootschap, niet maakt dat het relaas wel geloofwaardig is. Verder heeft verweerder niet mogen tegenwerpen dat eiser eerst heeft verklaard dat hij niet wist waar de documenten over zijn vaders dood waren, en in de zienswijze heeft gesteld dat deze documenten nog in het mortuarium en in het ziekenhuis zijn. Eiser vermoedt immers alleen dat ze daar zijn achtergebleven, maar hij weet dit niet zeker. Ook heeft eiser voldoende uitgelegd waarom hij ervoor koos om de bewaker met een stok te slaan, ook al leek het alsof de bewaker sliep. Hij zat in een zeer stressvolle situatie en dacht dat als hij de bewaker een stevige klap verkocht, deze niet meer wakker zou worden waardoor eiser kon ontsnappen. Verder moet ook hier rekening worden gehouden met de jeugdige onbezonnenheid van eiser. Eiser voert ook aan dat de documenten die hij heeft overgelegd zijn verhaal wel onderbouwen. Dat het omkopen van journalisten veel voorkomt in Nigeria, betekent niet dat het door eiser overgelegde krantenartikel ook is voortgekomen uit betaling aan een journalist. Verder vindt eiser dat de rapporten van Bureau Documenten
onvoldoende zijn gemotiveerd. Verweerder moet de onderliggende stukken dan ook in de procedure inbrengen, met zonodig een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tot slot betoogt eiser dat verweerder de problemen die eiser met de politie heeft gehad in Nigeria als apart element had moeten beoordelen.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn problemen met het Ogboni genootschap, niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser bepaalde kennis heeft over de Ogboni, zoals over hun inwijdingsrituelen, terwijl volgens zijn eigen verklaring dit soort kennis alleen wordt gedeeld met leden van de genootschap. Eiser was immers geen lid van het genootschap. In de zienswijze en in beroep heeft eiser naar voren gebracht dat hij als aspirant lid werd gezien, en dat hij deze kennis daarom had. Verweerder heeft echter mogen stellen dat eiser niet goed heeft uitgelegd waarom de anderen hem als aspirant lid zagen. Bovendien heeft eiser in het gehoor niet verklaard dat hij als aspirant lid werd gezien. Daarnaast heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser inconsistent heeft
verklaard over of hij de mensen van de Ogboni die hem ’s nachts kwamen ophalen herkende. In eerste instantie heeft hij immers verklaard dat hij niemand herkende, vervolgens dat hij wel een persoon herkende die zijn bloed had afgenomen, en daarna dat de bloedafname twee dagen nadat hij werd meegenomen plaatsvond. Vervolgens heeft hij nog verklaard dat hij de man herkende die de man die bloed bij hem had afgenomen begeleidde. Dit rijmt niet met elkaar. Dat eiser heeft bedoeld over twee verschillende gebeurtenissen te verklaren volgt niet uit de context van het gehoor. Verder heeft verweerder het verhaal van de ontsnapping van eiser ongeloofwaardig mogen achten. Verweerder heeft tegen mogen werpen dat eiser onvoldoende heeft uitgelegd waarom hij zo’n groot risico nam om betrapt te worden tijdens zijn ontsnapping door de bewaker met een stok te slaan. De bewaker was immers in slaap gevallen, dus eiser had ook direct weg kunnen lopen zonder hem te slaan.
15. Dat eiser volgens verweerder tegenstrijdig heeft verklaard over of hij wist waar de documenten over de dood van zijn vader waren volgt de rechtbank niet. Eiser heeft namelijk in beroep uitgelegd dat hij slechts vermoedt dat de documenten in het ziekenhuis en het mortuarium zijn achtergebleven, maar dat hij dit niet zeker weet. Dit kan verklaren waarom eiser in het gehoor heeft verklaard dat hij niet weet waar deze documenten zijn, en later dat ze waarschijnlijk op die plekken zijn. Ook is de rechtbank het met eiser eens dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over waarom hij niet bij zijn vader woonde. Eiser heeft namelijk verklaard dat zijn moeder hem toen hij jong was bij zijn vader heeft weggehaald omdat ze niet wilde dat hij tot het genootschap zou toetreden, en dat hij zelf later ook om dezelfde reden niet bij zijn vader wilde wonen. Dit is niet tegenstrijdig. Dat verweerder deze twee punten niet heeft mogen tegenwerpen leidt er echter niet toe dat verweerder dit element ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De punten die verweerder wel heeft mogen tegenwerpen in de verklaring van eiser bieden namelijk voldoende grond om het element ongeloofwaardig te achten. Om die reden had verweerder, anders dan eiser stelt, niet verder hoeven motiveren waarom het in het besluit niet langer tegenwerpen van tegenstrijdige verklaringen over het overnemen van de rol van zijn vader, niet maakt dat het element wel geloofwaardig moet worden geacht.
16. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser met de documenten die hij heeft overgelegd, zijn verklaring onvoldoende heeft onderbouwd. Met betrekking tot het krantenartikel van The Nigerian Observer heeft verweerder tegen mogen werpen dat deze krant geen objectief verifieerbare bron is, waardoor hier weinig waarde aan kan worden gehecht. Over de documenten van de Crown Law Firm en The Nigeria police station diary extract overweegt de rechtbank als volgt. Beide documenten zijn onderzocht door Bureau Documenten. Over het document van de Crown Law Firm is geconcludeerd dat deze niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven, omdat de opmaak afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Over het document van The Nigeria police station diary extract heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat het met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is, aangezien sprake is van een nagebootste afdruk van een inktstempel en de verschijningsvorm afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Verweerder mag er in beginsel van uitgaan dat verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Dit laat echter onverlet dat zich situaties kunnen voordoen waarin de vergewisplicht als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb meebrengt
dat verweerder moet nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusie is gekomen.1 De rechtbank stelt vast dat verweerder de onderliggende documenten heeft ingezien en aan de hand daarvan, met een vergewisbrief van 20 maart 2022, tot de conclusie is gekomen dat de verklaring van onderzoek inhoudelijk inzichtelijk is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Daar komt bij dat eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waarom aan de rapporten van Bureau Documenten moet worden getwijfeld. Over het document The Extract from crime diary overweegt de rechtbank dat het hier om een kopie gaat, en dat verweerder hier daarom niet de waarde heeft hoeven hechten die eiser hieraan gehecht wil zien. Bovendien heeft verweerder er in het besluit terecht op gewezen dat de eerste verklaring in dit document niet overeenkomt met de verklaring van eiser. Er staat namelijk in dat de gestelde moord is gepleegd om 10:00 uur, maar eiser heeft zelf verklaard dat hij ’s nachts is opgehaald om Nigeria te ontvluchten. Ook over de overige verklaringen heeft verweerder op zitting uitgelegd waarom deze het verhaal van eiser niet kunnen onderbouwen. Eiser heeft dit vervolgens niet weersproken. Daarom kan ook dit document niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas.
17. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder de door eiser gestelde problemen met de politie niet als een apart element heeft hoeven beoordelen. Eiser stelt immers problemen met de politie te hebben vanwege wat tussen hem en het Ogboni genootschap is voorgevallen. Deze punten hangen daarom zodanig met elkaar samen, dat verweerder het als één element heeft mogen beoordelen.
18. De rechtbank concludeert dat verweerder het element met betrekking tot de problemen met het Ogboni gemeenschap niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met mensenhandelaar [A]
19. Eiser voert aan dat hij wel uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard over zijn problemen met [A] . Ook hierbij moet er weer rekening mee worden gehouden dat hij een weinig verfijnde persoon is die moeite heeft zijn gedachten onder woorden te brengen. Daarnaast heeft eiser uitgelegd waarom hij niet eerder in het nader gehoor over zijn ervaringen met [A] heeft verklaard. Hij heeft namelijk nog nooit eerder zo’n procedure gehad.
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen die eiser stelt te hebben gehad met mensenhandelaar [A] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Hiervoor heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser erg summier en niet gedetailleerd heeft verklaard over welke werkzaamheden hij precies voor [A] moest verrichten in Italië en hoe dit in zijn werk ging. Dat eiser moeite heeft zijn gedachten onder woorden te brengen maakt dit niet anders. Ook in dat geval mag verweerder verwachten dat eiser hier uitgebreider over verklaart dan dat hij nu heeft gedaan. Ook heeft verweerder tegen mogen werpen dat eiser niet duidelijk heeft verklaard over waarom hij nu nog steeds van [A] te vrezen zou hebben. Hij heeft immers verklaard dat hij sinds zijn komst naar Nederland geen contact meer met hem heeft gehad. Zijn zus is wel door iemand
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:628).
bedreigd, maar zij weet niet door wie. Dat eiser pas op de tweede dag van zijn nadere gehoor over deze problemen heeft verklaard vindt de rechtbank geen zwaarwegend argument om het element om die reden ongeloofwaardig te achten. Gelet op de andere tegenwerpingen, maakt dit echter niet dat verweerder het element ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
21. Verweerder heeft de drie elementen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.