ECLI:NL:RBDHA:2023:531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
SGR 21/5864
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank bij herzieningsverzoek na bevestiging door hogerberoepsrechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. De verzoeker had verzocht om herziening van een uitspraak van de rechtbank van 12 juli 2018, die in hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) was bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, wanneer een uitspraak van de rechtbank in hoger beroep is bevestigd, het herzieningsverzoek bij de hogerberoepsrechter moet worden ingediend. Dit betekent dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank heeft de zaak daarom in de stand waarin deze zich bevindt, verwezen naar de CRvB.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 5 januari 2023, maar de verzoeker is niet verschenen. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het herzieningsverzoek moet worden ingediend bij de CRvB, aangezien deze de eerdere uitspraak heeft bevestigd. De rechtbank heeft de verzoeker in zijn verzoek niet in het gelijk gesteld en heeft de zaak doorverwezen naar de CRvB voor verdere behandeling.

De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is uitgesproken in het openbaar. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. De rechtbank heeft ook informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij een partij binnen zes weken na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift kan indienen bij de CRvB.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5864
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzoek om herziening van 12 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)

(gemachtigde: drs. W. van den Berg).

Inleiding

De rechtbank heeft de brief van 9 augustus 2021 van verzoeker aangemerkt als een verzoek om herziening van de uitspraak van deze rechtbank van 12 juli 2018 (zaaknummer SGR 18/1916).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2023. Verzoeker is met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Bij uitspraak van 12 juli 2018 heeft de rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De CRvB heeft bij uitspraak van 28 mei 2021 (zaaknummer 18/3945 WLZ) de aangevallen uitspraak bevestigd.
2. Indien herziening wordt verzocht van een uitspraak van de rechtbank en die uitspraak is in hoger beroep door de hogerberoepsrechter bevestigd, dan behoort het herzieningsverzoek bij die hogerberoepsrechter te worden ingediend. Een dergelijk verzoek dient namelijk te worden aangemerkt als een verzoek tot herziening van de desbetreffende uitspraak van de hogerberoepsrechter, zodat daarop ook door de hogerberoepsrechter dient te worden beslist. [1]
3. In dit geval wordt herziening verzocht van een uitspraak van de rechtbank die in hoger beroep door de CRvB is bevestigd. Het herzieningsverzoek behoort daarom bij de CRvB te worden ingediend. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren om van het beroep kennis te nemen en zal de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de CRvB.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
- verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de Centrale Raad van Beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4821, r.o. 2.1.3.