ECLI:NL:RBDHA:2023:531
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank bij herzieningsverzoek na bevestiging door hogerberoepsrechter
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. De verzoeker had verzocht om herziening van een uitspraak van de rechtbank van 12 juli 2018, die in hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) was bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, wanneer een uitspraak van de rechtbank in hoger beroep is bevestigd, het herzieningsverzoek bij de hogerberoepsrechter moet worden ingediend. Dit betekent dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank heeft de zaak daarom in de stand waarin deze zich bevindt, verwezen naar de CRvB.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 5 januari 2023, maar de verzoeker is niet verschenen. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het herzieningsverzoek moet worden ingediend bij de CRvB, aangezien deze de eerdere uitspraak heeft bevestigd. De rechtbank heeft de verzoeker in zijn verzoek niet in het gelijk gesteld en heeft de zaak doorverwezen naar de CRvB voor verdere behandeling.
De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is uitgesproken in het openbaar. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. De rechtbank heeft ook informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij een partij binnen zes weken na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift kan indienen bij de CRvB.