Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Jawo),par. 81.
Jawo),par. 91-92.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C.H.H.P.M. Kelderman, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2023 behandeld. De eiser betwistte de verantwoordelijkheid van Oostenrijk, stellende dat hij daar geen asiel had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat uit het Eurodac-systeem blijkt dat de eiser op 9 september 2022 in Oostenrijk om internationale bescherming heeft verzocht, wat zijn registratie in het systeem bevestigt. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om de registratie te weerleggen.
Daarnaast voerde de eiser aan dat Oostenrijk zich schuldig maakt aan pushbacks en dat dit een schending van zijn rechten zou betekenen. De rechtbank overwoog dat, hoewel pushbacks een systeemfout in de asielprocedure kunnen zijn, de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht naar Oostenrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.