ECLI:NL:RBDHA:2023:5361
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Jansen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij in Oostenrijk geen toegang had tot een tolk en rechtsbijstand, wat volgens hem leidde tot fundamentele tekortkomingen in de asielprocedure.
De rechtbank heeft de zaak op 21 maart 2023 behandeld en geconcludeerd dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank stelde vast dat Nederland een verzoek om terugname aan Oostenrijk had gedaan en dat Oostenrijk niet tijdig had gereageerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Oostenrijk vaststond. De rechtbank oordeelde dat de enkele verklaring van eiser over het gebrek aan toegang tot een tolk en rechtsbijstand niet voldoende was om aan te nemen dat Oostenrijk zijn internationale verplichtingen niet zou nakomen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanwijzingen waren dat eiser zelf met pushbacks te maken had gehad en dat de informatie uit het AIDA-rapport niet voldoende was om te concluderen dat er een reëel risico bestond op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 maart 2023.