ECLI:NL:RBDHA:2023:542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
21/5712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een militair wegens wangedrag en inlaten met harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een militair, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser was per 1 april 2020 ontslagen wegens wangedrag, specifiek het inlaten met harddrugs. Het ontslag volgde op een besluit van 5 maart 2020, waarin verweerder het ontslag motiveerde op basis van WhatsApp-berichten die op de telefoon van eiser waren aangetroffen. Deze berichten zouden wijzen op harddrugsgebruik, wat in strijd is met het drugsbeleid van Defensie. Eiser was eerder vrijgesproken van harddrugsbezit, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdoet aan de bevoegdheid van verweerder om op basis van de vrije bewijsleer tot een eigen vaststelling van de feiten te komen. De rechtbank concludeerde dat het ontslag niet onevenredig was aan de ernst van het wangedrag, gezien de bijzondere positie van Defensie en het belang van handhaving van het drugsbeleid. Eiser had spijt van zijn taalgebruik in de berichten, maar de rechtbank oordeelde dat de inhoud van de berichten niet als humoristisch kon worden gekarakteriseerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5712

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.P.K. Ruperti),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. Rentema).

Procesverloop

In het besluit van 5 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder eiser per 1 april 2020 ontslag verleend wegens wangedrag.
In het ongedateerde besluit, verzonden op 22 juli 2021, door eiser ontvangen op 26 juli 2021 (bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over de vraag of eiser door verweerder op 5 maart 2020 terecht is ontslagen wegens wangedrag [1] .
2. Eiser was [functienaam] bij de Landmacht. Op 14 oktober 2019 is eiser, samen met tien andere militairen, aangehouden door de Koninklijke Marechaussee op verdenking van het overtreden van de Opiumwet. Bij het uitlezen van eisers telefoon zijn WhatsApp berichten gevonden over harddrugsgebruik. Eiser is door de strafrechter op 4 juli 2022 vrijgesproken van harddrugsbezit.

Wat heeft verweerder besloten?

3. Verweerder concludeert uit de op eisers telefoon aangetroffen WhatsApp gesprekken dat eiser zich heeft ingelaten met harddrugs. Dat is in strijd met het drugsbeleid van verweerder. [2] Dat sprake zou zijn van grootspraak acht verweerder onaannemelijk. Het ontslag is volgens verweerder evenredig aan de ernst van het wangedrag. Verweerder is van mening dat zijn belang bij het verlenen van het ontslag zwaarder weegt dan eisers persoonlijke belang bij voortzetting van zijn dienstverband.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser heeft spijt van zijn taalgebruik in de WhatsApp gesprekken maar deze waren als humoristisch en grootspraak bedoeld. Het enkele vermoeden van verweerder op basis van de WhatsApp gesprekken is onvoldoende om het ontslag te rechtvaardigen.
Het ontslag is niet evenredig omdat het grote sociale en financiële gevolgen voor eiser heeft. Daarnaast is het moeilijk voor eiser om een baan te vinden en heeft hij een uitstekende staat van dienst. Een schorsing was een gepaster middel geweest omdat daarmee ook het organisatiebelang wordt gediend en de belangen van eiser veel minder worden geschaad.
Wat zijn de regels?
5. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] gelden in het ambtenarentuchtrecht niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. [4] Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven, is noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Verder moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Deze rechtspraak is ook van toepassing op wangedrag. [5]
6. Binnen Defensie wordt uitvoering gegeven aan het drugsbeleid zoals opgenomen in de Aanwijzing. Dit drugsbeleid houdt in dat een militair die binnen of buiten het grondgebied van Nederland:
- zich op enigerlei wijze inlaat met harddrugs of softdrugs of deze bereidt, bewerkt, verwerkt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert of vervaardigt, (punt 1.2, aanhef en onder a, van de Aanwijzing);
- meer dan de gebruikershoeveelheid softdrugs aanwezig heeft (punt 1.2, aanhef en onder c, van de Aanwijzing); of
- in privé-tijd softdrugs - tot maximaal een gebruikershoeveelheid - aanwezig heeft of gebruikt. Indien het gebruik plaatsvindt met - of ten overstaan van - andere militairen (punt 1.2, aanhef en onder e, van de Aanwijzing);
wordt voorgedragen voor ontslag op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder 1, van het AMAR. De gebruikershoeveelheid is gedefinieerd in punt 1.1, onder d, van de Aanwijzing en bedraagt maximaal 5 gram softdrugs.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht uit de WhatsApp berichten die zijn verstuurd en ontvangen in de periode van 5 april 2019 tot en met 17 september 2019 heeft afgeleid dat eiser zich heeft ingelaten met harddrugs. Zoals verweerder heeft overwogen laten de WhatsApp berichten zien dat eiser meerdere malen naar zijn hard drugsgebruik verwijst. De rechtbank is van oordeel dat de WhatsApp gesprekken zodanig specifiek zijn dat enkel grootspraak onaannemelijk is. Daarbij is ook na de toelichting van eiser op zitting onaannemelijk dat het slechts zou gaan om humoristisch bedoelde WhatsApp berichten.
8. Daarnaast heeft verweerder bij zijn besluit mogen betrekken de verklaring van eiser dat hij 8-9 jaar geleden een pilletje heeft gebruikt op een festival. Destijds was eiser werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, waar hetzelfde strikte drugsbeleid geldt. Eisers betoog op zitting dat hij dit onjuist heeft verklaard en het gebruik van nog langer terug is, op een moment waarop hij nog niet voor defensie werkte, volgt de rechtbank niet. In zijn algemeenheid mag worden uitgegaan van de juistheid van een eerste verklaring tijdens een verhoor bij de Kmar. Aan het veranderen daarvan achteraf kan weinig betekenis worden toegekend. De rechtbank ziet geen bijzondere feiten of omstandigheden dat op het hiervoor vermelde uitgangspunt een uitzondering gemaakt dient te worden. Bij de eerste verklaring was eiser er duidelijk over dat het een pilletje betrof en dat hij toen al in dienst van defensie was. Eiser heeft dat op een ander moment herhaald tegenover zijn commandant. In bezwaar verandert eiser de hoeveelheid van een pilletje naar een half pilletje en pas ter zitting stelt eiser dat het gebruik in 2006 geweest moest zijn. Zoals overwogen houdt de rechtbank vast aan de eerst afgelegde verklaring aangezien eiser geen goede verklaring heeft gegeven voor het veranderen van zijn verklaring.
9. Verweerder heeft deze feiten gelet op de Aanwijzing mogen aanmerken als wangedrag.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende heeft toegelicht dat de maatstaf die in het ambtenarenrecht wordt gehanteerd anders is dan in het strafrecht. Dat in eisers strafzaak is overgegaan tot vrijspraak doet daarom niets af aan verweerders bevoegdheid om in een rechtspositionele zaak op grond van de vrije bewijsleer in het bestuursrecht te komen tot een eigen vaststelling van de feiten. Verweerder heeft overeenkomstig zijn beleid gehandeld. Een overtreding van het drugsbeleid hoeft niet te betekenen dat er ook altijd sprake moet zijn van een strafbaar feit.
11. De rechtbank stelt daarbij vast dat het wangedrag dat eiser wordt verweten in het ontslagbesluit afwijkt van de tenlastelegging waarvan eiser in de strafzaak is vrijgesproken. In de strafzaak is aan eiser ten laste gelegd dat hij opzettelijk harddrugs aanwezig heeft gehad. Het wangedrag dat eiser door verweerder wordt verweten is het inlaten met harddrugs. In het bestreden besluit geeft verweerder een invulling aan dit begrip, namelijk dat eiser harddrugs heeft gebruikt en harddrugs wilde kopen. De rechtbank oordeelt dat het gebruik van harddrugs of het willen kopen van harddrugs niet gepaard hoeft te gaan met het opzettelijk aanwezig hebben van de harddrugs. Van een situatie zoals in de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 5 maart 2020 [6] is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
12. De rechtbank is verder van oordeel dat het ontslag niet onevenredig is aan de ernst van het wangedrag. Verweerder heeft niet ten onrechte mogen wijzen op haar bijzondere positie en taakstelling waardoor er groot belang bestaat bij handhaving van het drugsbeleid. Er mag geen enkele twijfel over bestaan dat die bijzondere taakstelling bij haar niet in goede handen is. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik, het bezit en de handel in harddrugs nauw samenhangt met vormen van georganiseerde criminaliteit die de samenleving en de Staat der Nederlanden proberen te ondermijnen. Daarom heeft de Krijgsmacht er goot belang bij om iedere vorm van betrokkenheid bij harddrugs uit haar organisatie te weren. Verweerder heeft de belangen van eiser – sociale en financiële gevolgen, moeilijk vinden van een baan en een uitstekende staat van dienst – minder zwaar mogen laten wegen dan de belangen van verweerder.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l, van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement.
2.Zie de Aanwijzing SG A/925 van 28 maart 2007 (de Aanwijzing).
3.De Centrale Raad van Beroep (de Raad).
4.Zie de uitspraak van de Raad van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997.
5.Zie de uitspraak van de Raad van 3 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3053.
6.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:641