ECLI:NL:RBDHA:2023:5447
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot uitstel van vertrek en opvangvoorzieningen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Turkse nationaliteit hebbende, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag voor uitstel van vertrek had afgewezen. Dit besluit was genomen op 7 juli 2022. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om te beslissen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er op haar bezwaar was beslist, vooral omdat haar opvangvoorzieningen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) waren beëindigd. De voorzieningenrechter heeft op 11 april 2023 een verweerschrift ontvangen van de staatssecretaris, die zich niet verzette tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dit gericht was op het voorkomen van uitzetting.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, gezien de beëindiging van de opvangvoorzieningen. De rechter schorste het primaire besluit en bepaalde dat verzoekster niet mocht worden uitgezet tot vier weken na de beslissing op haar bezwaarschrift. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.