In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een muilkorfgebod dat door de burgemeester van Zoetermeer was opgelegd aan de eigenaar van een hond, genaamd [hondennaam 1]. De burgemeester had op 29 maart 2021 besloten om een muilkorfgebod op te leggen op basis van een bijtincident dat had plaatsgevonden op 10 februari 2021. Tijdens dit incident had [hondennaam 1] een andere hond, [hondennaam 2], gebeten, wat leidde tot letsel. De eigenaar van [hondennaam 1] was het niet eens met de besluitvorming en stelde dat deze onzorgvuldig tot stand was gekomen, onder andere omdat het advies van de bezwaarcommissie om het besluit te herroepen niet was opgevolgd.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om het muilkorfgebod op te leggen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat [hondennaam 1] als gevaarlijk kon worden aangemerkt, gezien de eerdere meldingen van agressief gedrag en het bijtincident. De rechtbank benadrukte dat het muilkorfgebod een preventieve maatregel is, gericht op de veiligheid van de openbare orde, en dat de burgemeester beoordelingsruimte heeft bij het nemen van dergelijke besluiten.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van het opgelegde muilkorfgebod. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van hondeneigenaren en de bevoegdheden van de burgemeester in het kader van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) van Zoetermeer.