ECLI:NL:RBDHA:2023:5526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
NL22.26582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksuele geaardheid en geloofwaardigheidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse man, zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar deze aanvragen waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 28 mei 2009 zijn eerste asielaanvraag indiende, die in 2010 werd afgewezen. Een herhaalde aanvraag in 2011, waarin hij zijn homoseksualiteit als reden aanvoerde, werd eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere afwijzingen van de asielaanvragen in de beoordeling van de huidige aanvraag relevant waren. De eiser had in zijn huidige aanvraag verklaard dat hij problemen had ondervonden in Irak vanwege zijn homoseksuele geaardheid, maar de rechtbank oordeelde dat de verweerder de geloofwaardigheid van deze verklaringen niet kon vaststellen. De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat zijn eerdere verklaringen niet relevant waren voor de huidige aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had geconcludeerd dat de homoseksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig was en dat de asielaanvraag terecht was afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26582

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] alias [naam 2], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

ProcesverloopBij besluit van 1 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Ahman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 28 mei 2009 een asielaanvraag ingediend, die bij besluit van 7 juni 2010 is afgewezen. Daarbij is overwogen dat eiser zijn aanvraag louter heeft gebaseerd op de medische problemen van zijn zus. Een herhaalde asielaanvraag van 30 mei 2011, waaraan eiser ten grondslag heeft gelegd dat hij homoseksueel is, is op 9 juni 2011 eveneens afgewezen. Het beroep tegen dat besluit is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Almelo op 1 juli 2011 ongegrond verklaard. [1] Eiser is in 2012 teruggekeerd naar Irak. In oktober 2020 heeft hij Irak opnieuw verlaten en heeft hij - op 27 november 2020 - weer een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in Irak problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond. [2] Daarbij heeft verweerder in het bestreden besluit eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Eisers homoseksuele geaardheid en de in verband hiermee gestelde problemen worden niet geloofwaardig geacht.
3. Eiser vindt dat verweerder de homoseksuele geaardheid van eiser ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij voert daarbij aan dat zijn verklaringen uit de asielprocedure in 2011 ten onrechte zijn betrokken bij de beoordeling van de huidige aanvraag, omdat hij destijds te kampen had met psychische problemen vanwege het overlijden van zijn nichtje. Hierdoor heeft hij niet goed kunnen verklaren. Hij is toen ook niet goed voorbereid door zijn toenmalige advocaat. Verder voert eiser aan dat hij voldoende overtuigend heeft verklaard over zijn seksuele geaardheid, zijn gestelde relaties en zijn kennis over de positie van en organisaties voor homoseksuelen in Nederland en Irak. Eiser stelt dat verweerder bij de beoordeling van die verklaringen onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn achtergrond en de aanvraag aldus niet overeenkomstig de Werkinstructie 2019/17 heeft beoordeeld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van de Werkinstructie 2014/10 vindt bij de beoordeling van asielaanvragen een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaats. Dit uitgangspunt is bevestigd in de Werkinstructie 2019/17 voor de beoordeling van asielaanvragen waarin een lhbti-motief is aangevoerd. Verweerder heeft dan ook terecht relevant gevonden wat eiser over zijn gestelde homoseksualiteit heeft verklaard tijdens eerdere asielprocedure. Hierbij is nog van belang dat het zwaartepunt bij de beoordeling van een dergelijk asielmotief ligt op de eigen verklaringen van de vreemdeling. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij in de eerdere asielprocedure in Nederland niet goed was voorbereid en dat hij vanwege psychische beperkingen niet in staat was om naar behoren te verklaren, ligt het op zijn weg om nader te onderbouwen dat niet kan worden uitgegaan van de in rechte vaststaande afwijzing van de eerdere asielaanvraag. Dit heeft eiser niet gedaan. Het enkele gewijzigde asielrelaas, waarin hij de omstandigheden schetst die verantwoordelijk zouden zijn geweest voor de gestelde gebreken in de eerdere procedure, is hiervoor niet voldoende.
5. Verweerder heeft gemotiveerd aan eiser tegengeworpen dat hij in de huidige asielprocedure op verschillende punten tegenstrijdig heeft verklaard ten opzichte van zijn verklaringen uit 2011. Zo heeft eiser tegenstrijdig verklaard over wanneer hij homoseksuele gevoelens kreeg en ontdekte dat hij homoseksueel was en welke gevoelens dat bij hem opriep. Ook heeft verweerder gemotiveerd dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn relaties. Verder heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat eiser in de onderhavige procedure oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn gevoelens.
6. Met het toepassen van de Werkinstructie 2019/17 houdt verweerder rekening met het referentiekader van de vreemdeling met een lhbti-motief. De rechtbank leidt uit de vraagstelling aan eiser tijdens het nader gehoor af dat verweerder er bij de aanvraag van uit is gegaan dat eiser afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet bespreekbaar is. Verweerder mocht niettemin van eiser verlangen dat hij kan uitleggen wat dat met hem deed en hoe hij daarmee om is gegaan. Eiser is hiertoe voldoende in de gelegenheid gesteld. Eisers opmerking in het beroepschrift dat hij vanuit zijn eigen perspectief heeft geantwoord op de aan hem gestelde vragen en dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om uit te leggen waarom zijn uitgebreide verklaringen niet volstaan, betekent niet dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoon en achtergrond van eiser. Eiser heeft niet verder onderbouwd op welke punten zijn achtergrond onvoldoende in de beoordeling zou zijn betrokken. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn conclusie dat verweerder de aanvraag (hierom) niet overeenkomstig de Werkinstructie 2019/17 heeft beoordeeld.
7. Verweerder heeft daarnaast aan eiser tegengeworpen dat ook de stelligheid waarmee eiser verklaart dat er in Irak geen organisaties zijn die zich bezig houden met de belangen van homoseksuelen, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eiser. Er zijn namelijk weldegelijk ngo’s op beperkte schaal actief in Irak. Meer specifiek werpt verweerder tegen dat eiser blijkbaar ook na zijn terugkeer vanuit Nederland in 2012 en ondanks zijn ervaringen in de asielprocedure geen enkele moeite heeft genomen om te onderzoeken hoe de situatie voor lhbti’s in zijn land van herkomst is. Dat eiser hier geen kennis van heeft omdat er in Irak niet openlijk over wordt gesproken, neemt die tegenwerping niet weg. Zoals in het bestreden besluit is overwogen, kon eiser na zijn verblijf in Nederland weten wat belangenorganisaties voor lhbti’s kunnen betekenen, zodat het voor de hand had gelegen dat eiser zich na terugkeer in Irak hierin had verdiept.
8. Verweerder heeft op basis van de gemaakte tegenwerpingen niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser zijn gestelde homoseksuele geaardheid en de in verband hiermee gestelde vrees in Irak niet aannemelijk heeft gemaakt.
9. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.AWB 11/19370 (niet gepubliceerd).
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).