In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse man, zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar deze aanvragen waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 28 mei 2009 zijn eerste asielaanvraag indiende, die in 2010 werd afgewezen. Een herhaalde aanvraag in 2011, waarin hij zijn homoseksualiteit als reden aanvoerde, werd eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere afwijzingen van de asielaanvragen in de beoordeling van de huidige aanvraag relevant waren. De eiser had in zijn huidige aanvraag verklaard dat hij problemen had ondervonden in Irak vanwege zijn homoseksuele geaardheid, maar de rechtbank oordeelde dat de verweerder de geloofwaardigheid van deze verklaringen niet kon vaststellen. De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat zijn eerdere verklaringen niet relevant waren voor de huidige aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had geconcludeerd dat de homoseksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig was en dat de asielaanvraag terecht was afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.