ECLI:NL:RBDHA:2023:5546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
NL22.24280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrekkige ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Nigeriaanse nationaliteit, op 23 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, heeft op 21 februari 2022 een terugnameverzoek ingediend bij Italië op basis van een Dublinclaim. Eiser is op 6 september 2022 geïnformeerd dat hij niet binnen de gestelde termijn aan Italië is overgedragen, waardoor hij is toegelaten tot de nationale procedure. Eiser heeft op 10 november 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 28 november 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft verweerder op 10 november 2022 in gebreke gesteld, maar de rechtbank concludeert dat verweerder op dat moment nog niet in gebreke was. Hierdoor is er geen sprake van een geldige ingebrekestelling volgens artikel 6:12 van de Awb, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24280

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Gart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M. Noslin).

Procesverloop

Eiser heeft op 23 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Op 21 februari 2022 heeft verweerder bij Italië een terugnameverzoek ingediend wegens een Dublinclaim. Bij brief van 6 september 202 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij niet binnen de termijn als bedoeld in artikel 29, tweede lid, Dublinverordening is overgedragen aan Italië en dat eiser daarom is toegelaten tot de nationale procedure.
Bij brief van 10 november 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 28 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft op 13 december 2022 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
5. In artikel 42, zesde lid, Vreemdelingenwet (Vw) 2000 is bepaald dat, indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 Vw 2000 niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn, bedoeld in het eerste lid, aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
6. Op grond van artikel 25, eerste lid, Dublinverordening is Italië per 2 maart 2022 verantwoordelijk geworden voor de asielaanvraag van eiser. De termijn van zes maanden, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, Dublinverordening waarbinnen eiser moet worden overgedragen, is daarmee aangevangen op 2 maart 2022 en geëindigd op 2 september 2022. Nu eiser niet binnen deze termijn aan Italië is overgedragen, is Nederland per 3 september 2022 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Vanaf dat moment is de beslistermijn van zes maanden, als bedoeld in artikel 42, eerste lid, Vw 2000, opnieuw gaan lopen.
7. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser verweerder bij brief van 10 november 2022 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt echter dat verweerder op 10 november 2022 nog niet in gebreke was te beslissen op de aanvraag. Nu er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk.
8. Het beroep is, gelet op het voorgaande, kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.