ECLI:NL:RBDHA:2023:5627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
NL22.19171
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraakse vreemdeling afgewezen; onvoldoende onderzoek naar vestigingsalternatief in de Koerdische Autonome Regio

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vreemdeling. De eiser, die van Iraakse nationaliteit is en een relatie had met een meisje van de Kosnaw-stam, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat verweerder meende dat er een vestigingsalternatief voor eiser beschikbaar was in de Koerdische Autonome Regio (KAR). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het besluit onzorgvuldig was voorbereid en dat hij niet voldoende was gehoord over het vestigingsalternatief.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan voordat het vestigingsalternatief aan eiser werd tegengeworpen. De rechtbank oordeelde dat verweerder eiser had moeten bevragen over de concrete aanknopingspunten die het vestigingsalternatief rechtvaardigen. De rechtbank merkte op dat de IND in paragraaf C7/16.5.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 aanneemt dat vreemdelingen die vrezen voor vervolging in de KAR, geen binnenlands beschermingsalternatief hebben, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn die dit tegenspreken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank verweerder ook heeft veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek en de noodzaak om vreemdelingen adequaat te horen in asielprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19171

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

ProcesverloopBij besluit van 30 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij een relatie had met [naam 2] , een meisje dat behoort tot de Kosnaw-stam. Eiser behoort zelf tot de Jaf-stam. Eiser heeft twee keer een huwelijksaanzoek gedaan, maar deze aanzoeken zijn afgewezen vanwege een stammenconflict tussen eisers stam en die van [naam 2] . Eiser en [naam 2] hebben hun relatie toch voortgezet en eiser heeft [naam 2] ontmaagd. Sinds dit bekend is geworden bij de familie van [naam 2] , zijn zij naar eiser op zoek om hem te vermoorden. Eiser is vervolgens ondergedoken en heeft op 1 augustus 2021 Irak verlaten.
Besluit verweerder
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Relatie met [naam 2] ;
  • Problemen met de familie van [naam 2] behorende tot de Kosnaw-stam.
Verweerder heeft zich hierover in de het voornemen van 15 juni 2022 op het standpunt gesteld dat zowel de identiteit, nationaliteit en herkomst als de relatie met [naam 2] geloofwaardig zijn. De problemen met de familie van [naam 2] behorende tot de Kosnaw-stam heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
In het bestreden besluit heeft verweerder deze standpunten gehandhaafd en heeft hij hier aan toegevoegd dat mocht op enig moment in de toekomst toch bekend worden dat er een seksuele relatie heeft bestaan tussen [naam 2] en eiser er voor eiser een vestigingsalternatief is in de KAR. [1] Verweerder heeft in dit verband van belang geacht dat eiser etnisch Koerd is, de Koerdische Sorani taal spreekt, afkomstig is uit het gebied Kirkuk waar de Koerden de meerderheid vormen, eerder vanaf augustus 2019 tot aan zijn vertrek uit Irak in de KAR heeft gewerkt en eiser een alleenstaande meerderjarige man is waarvan verwacht kan en mag worden dat hij zichzelf kan onderhouden.
Wat stelt eiser in beroep?
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser heeft verschillende gronden aangevoerd tegen het ongeloofwaardig achten door verweerder van de problemen met de familie van [naam 2] behorende tot de Kosnaw-stam. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte, dan wel onvoldoende gemotiveerd, aan eiser heeft tegengeworpen dat voor hem een vestigingsalternatief voorhanden is in de KAR. Eiser is niet afkomstig uit de KAR en heeft er ook geen familie. Dit is een contra-indicatie bij het tegenwerpen van het vestigingsalternatief, aldus eiser. Ook stelt eiser dat de Kosnaw-stam dermate machtig is, dat deze stam in staat moet worden geacht om eiser waar dan ook in de KAR te kunnen vinden en te vervolgen. Tot slot heeft eiser een arrestatiebevel, gedateerd op 29 juli 2021, overgelegd. Ter zitting en naar aanleiding van het verweerschrift betoogt eiser dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en dat eiser gehoord had moeten worden over het vestigingsalternatief.
Verweerschrift
4. In het verweerschrift heeft verweerder de problemen met de familie van [naam 2] behorende tot de Kosnaw-stam alsnog geloofwaardig geacht. Verweerder handhaaft het standpunt dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen, omdat er voor eiser een vestigingsalternatief in de KAR bestaat. Dat eiser niet uit de KAR komt en daar geen familie heeft, maakt volgens verweerder niet dat er niet van kan en mag worden uitgegaan dat eiser een meerderjarige man is van wie verwacht mag worden dat hij zichzelf kan onderhouden. Verweerder merkt daarbij nogmaals op dat eiser etnisch Koerd is en de Koerdische Sorani taal spreekt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan voordat het vestigingsalternatief aan eiser is tegengeworpen. Verweerder had eiser op dit punt moeten bevragen alvorens het vestigingsalternatief aan hem tegen te werpen. Dit wreekt zich temeer nu verweerder de toets of een vestigingsalternatief aan eiser kan worden tegengeworpen, niet langs de lat van paragraaf C7/16.5.2 van de Vc [2] heeft gelegd.
6. In paragraaf C7/16.5.2 is opgenomen dat de IND aanneemt dat een vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt te vrezen te hebben door vervolging dan wel ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [3] geen binnenlands beschermingsalternatief heeft in de KAR, tenzij er sprake is van concrete aanknopingspunten op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de vreemdeling zich in de KAR kan vestigen. De IND neemt in ieder geval aan dat de volgende aanknopingspunten de toepassing van een binnenlandsbeschermingsalternatief in de KAR kunnen rechtvaardigen:
  • de vreemdeling is geboren in de KAR;
  • de vreemdeling staat in de KAR geregistreerd als inwoner;
  • de vreemdeling is afkomstig uit een gebied dat de facto onder het bestuur staat van de Koerdische regionale overheid; of
  • de vreemdeling heeft familieleden in de KAR.
7. Dat eiser aan het einde van de zitting heeft gezegd dat er familie van hem in de KAR woont, doet aan het voorgaande niet af. Het is aan verweerder om zorgvuldig onderzoek te doen naar de concrete aanknopingspunten als bedoeld in paragraaf C7/16.5.2. en de rechtbank acht dat onderzoek onvoldoende.
Conclusie
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:3 en 3:46 van de Awb. [4] Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr.Y. van Wijk, griffier. De uitspraak is bekend gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Koerdische Autonome Regio
2.Vreemdelingencirculaire 2000
3.Vreemdelingenwet 2000
4.Algemene wet bestuursrecht