ECLI:NL:RBDHA:2023:5655
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voorlopig verblijf en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van [naam 2]. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 27 maart 2023 de gevraagde mvv verleend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 14 april 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, nu de aanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft en het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder moet worden veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Dit is in lijn met de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat ook bij niet-ontvankelijkheid van een beroep, proceskosten vergoed kunnen worden als het bestuursorgaan aan de indiener van het beroep is tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.