ECLI:NL:RBDHA:2023:5665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag of de minister van Buitenlandse Zaken de visumaanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Eiseres, van Filipijnse nationaliteit, had op 13 mei 2022 een visum voor kortdurend verblijf aangevraagd om haar vriendin in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen op 23 mei 2022, en het bezwaar daartegen werd op 7 september 2022 door de minister gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2023 behandeld.
De rechtbank constateert dat de minister de aanvraag heeft afgewezen omdat het doel en de omstandigheden van het verblijf onvoldoende zijn aangetoond. Er was gerede twijfel over het voornemen van eiseres om Nederland tijdig te verlaten. Eiseres had eerder visumaanvragen ingediend met verschillende verblijfsdoelen en referenten, wat de geloofwaardigheid van haar huidige aanvraag ondermijnt. Tijdens de zitting heeft de minister erkend dat de beoordeling van het reisdoel toerisme in het bestreden besluit ontbrak.
De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende is ingegaan op de omstandigheden van eiseres en dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd is. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. Eiseres krijgt het griffierecht van € 184,- vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.