ECLI:NL:RBDHA:2023:5690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
AWB 22/4254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening na vernietiging besluit staatssecretaris inzake uitstel van vertrek

Op 20 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek om uitstel van vertrek, dat door de staatssecretaris op 7 juli 2022 was afgewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Na de afwijzing van het bezwaar op 3 november 2022 heeft de verzoeker beroep ingesteld.

In de uitspraak van 20 april 2023 heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard en het besluit van 3 november 2022 vernietigd. Dit betekent dat de eerdere afwijzing van de aanvraag om uitstel van vertrek niet meer geldig is. Echter, omdat er nu in de beroepszaak is beslist, is er geen grond meer voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die de verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 837,-, wat overeenkomt met de kosten voor de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 april 2023 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/4254

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. Bij besluit van 7 juli 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Bij besluit van 3 november 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening hangende een beslissing op bezwaar is op dat moment omgeklapt naar een verzoek om een voorlopige voorziening hangende beroep.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Bij uitspraak van 20 april 2023 is het beroep gegrond verklaard en het besluit van 3 november 2022 vernietigd.
4. Nu in de beroepszaak is beslist, is er geen grond meer voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening dat verzoeker de behandeling van het beroep mag afwachten, zodat dat verzoek wordt afgewezen.
5. Gelet op de uitkomst van de beroepszaak veroordeelt de voorzieningenrechter de staatssecretaris in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
-veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.B.A. Mensink, griffier en openbaar gemaakt op 20 april 2023 door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.